FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120  
121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   >>   >|  
an mijne dienstbaarheid, o tribuun, waart gij de eerste die mij vriendelijkheid bewees.--Neen, neen, er was nog een ander! Zijne oogen werden vochtig, want op eenmaal stond het beeld hem voor den geest van den jongen man, die hem bij de bron te Nazareth te drinken had gegeven. --Maar, vervolgde hij, gij waart de eerste, die mij gevraagd heeft wie ik was; en al heb ik er ook, toen ik u uit de golven omhooghief, aan gedacht, dat gij mij uit mijne ellende kondt verlossen, toch redde ik u niet uit zelfzucht. Ik hoop dat gij mij zult willen gelooven. Daarenboven doet God mij thans duidelijk inzien, dat het doel waarnaar ik streef alleen langs wettigen weg te bereiken is. Ik wil liever met u sterven, dan uw dood op mijn geweten hebben. Ik ben even vastbesloten als gij. Al boodt gij mij geheel Rome, o tribuun, en al stond het in uwe macht dat aanbod tot werkelijkheid te maken, ik zou u toch niet dooden. Uw Cato en Brutus waren kinderen, vergeleken met den Hebreer, wiens wetten een Jood gehoorzamen moet. --Maar mijn verzoek. Hebt.... --Zelfs al beveelt gij mij u te dooden, ik zal u niet gehoorzamen. Beiden zwegen en wachtten. Ben-Hur zag gedurig naar de naderende galei. Arrius lag met gesloten oogen, schijnbaar onverschillig. --Zijt gij er zeker van dat het een vijandelijke galei is? vraagde Ben-Hur. --Ik vermoed het, luidde het antwoord. --Zij houdt stil en zet een boot uit. --Kunt gij nu de vlag zien? --Is er geen ander teeken, waaraan men een Romeinsche galei herkennen kan? --Jawel, de Romeinschen voeren een helm op den top van den mast. --Dan kan ik u gelukwenschen. Ik zie den helm. Nog was Arrius er niet gerust op. --De mannen in het bootje nemen schipbreukelingen op. Zeeroovers zullen wel niet zoo medelijdend zijn. --Misschien hebben zij roeiers noodig, antwoordde Arrius, waarschijnlijk denkende aan de keeren, toen hij met hetzelfde doel drenkelingen opgevischt had. Ben-Hur volgde de bewegingen van het vreemde schip met de grootste nauwlettendheid. --De galei gaat verder, zeide hij. --Waarheen? --Rechts van ons drijft een galei, waarschijnlijk is zij verlaten. Daar gaat de andere op af. Nu legt zij aan. Nu gaan eenige mannen aan boord. Thans deed Arrius zijn oogen open en keek met aandacht naar de galei. Dank uwen God, zeide hij een oogenblik later, dank uwen God, zooals ik mijne goden dank. Een zeeroover zou dat schip doen zinken, niet redden. Daardoor, en door den helm
PREV.   NEXT  
|<   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120  
121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   >>   >|  



Top keywords:

Arrius

 
dooden
 

gehoorzamen

 

waarschijnlijk

 

hebben

 

mannen

 
tribuun
 
eerste
 

zinken

 
gerust

Romeinsche

 

herkennen

 

redden

 

gelukwenschen

 

zeeroover

 

Romeinschen

 

voeren

 

vraagde

 
vermoed
 

luidde


antwoord

 

Daardoor

 

vijandelijke

 

teeken

 
waaraan
 

schipbreukelingen

 
verder
 

nauwlettendheid

 

bewegingen

 
vreemde

onverschillig

 

grootste

 

Waarheen

 

verlaten

 

drijft

 

eenige

 
Rechts
 

volgde

 

opgevischt

 

medelijdend


zullen

 

Zeeroovers

 

bootje

 

zooals

 
andere
 
oogenblik
 

Misschien

 

keeren

 
hetzelfde
 

drenkelingen