vertoond hebben, en dat aan Quintus het
bevel over die vloot worde opgedragen.
Aan u, Caecilius, wordt de bezorging van een en ander overgelaten.
De zaak dringt, zooals gij zien zult uit de berichten, die hier
bijgevoegd worden, opdat gij en Quintus er kennis van zoudt nemen.
SEJANUS.
Arrius luisterde slechts ten halve. Het naderende vaartuig nam zijne
aandacht geheel in beslag. Nu zwaaide hij met een slip van zijn toga;
als antwoord op dat signaal werd op het schip een roode vaan geheeschen,
en het zeil ingehaald. De boeg werd landwaarts gekeerd, de riemslag
versneld,--Arrius sloeg het met welgevallen gade. Op zulk een
vaartuig kon men staat maken in den tijd van nood.
--Bij alle goden! zeide een van de vrienden, hem de rol teruggevende,
wij mogen niet meer zeggen: onze vriend zal een groot man worden; hij is
het reeds. Hebt gij nog meer belangrijks voor ons?
--Neen, was het antwoord. Wat gij zooeven vernomen hebt is thans reeds
oud nieuws in Rome, ten minste tusschen paleis en Forum. De duumvir is
voorzichtig; wat ik doen moet en waar ik mijn vloot kan vinden zal ik
straks aan boord vernemen. Als gij echter vandaag aan een der altaren
gaat offeren, bidt dan voor uwen vriend, die in de richting van Sicilie
vaart. Maar daar is het schip. Zijne bestuurders boezemen mij belang in,
want zij moeten met mij zeilen en strijden. Dit is geen gemakkelijke
kust om aan te leggen, ik heb dus een kostelijke gelegenheid om over
hunne vaardigheid te oordelen.
--Wat? is het schip u dan vreemd?
--Ik zie het nu voor de eerste maal, en weet zelfs niet, of ik er een
bekende op zal aantreffen.
--Is dat niet gewaagd?
--Neen, het doet niets ter zake. Op zee leert men elkander spoedig
kennen. In de ure des gevaars wordt onze liefde zoowel als onze haat
geboren.
Het vaartuig behoorde tot de soort van oorlogsschepen, die op groote
snelheid en plotselinge wendingen waren berekend. Lang, smal, schoot het
als een zwaan door het water. Onder den boeg, in het water
vooruitspringend, was de snavel, uit hard hout vervaardigd en met ijzer
beslagen, die in den strijd als stormram dienst deed. Hecht lofwerk,
langs de volle lengte van het schip, begrensde de verschansing.
Daaronder waren drie rijen openingen voor de roeiriemen, aan iederen
kant zestig. Twee dikke touwen, die over den boeg liepen, gaven het
getal ankers aan, die op het voordek bewaard werden. De eenvoudige
inrichting van het verdek deed zien,
|