om hem
heen en zag hem zwijgend, diep bedroefd aan.
--Ik deed het niet met opzet, Tirza, het was een ongeluk, zeide hij zoo
kalm mogelijk.
--Wat zullen zij ons doen? vraagde zij.
Hij luisterde naar het steeds toenemend rumoer en dacht aan het dreigend
gelaat van den procurator. Als hij niet dood was, wie kon dan zeggen
hoever zijn wraak gaan zou; en als hij wel dood was, tot welke
uitbarstingen van woede zou de aanval van het volk de soldaten niet
kunnen opzweepen! Hij boog zich nogmaals over de borstwering, juist toen
de lijfwacht den procurator weder op het paard hielp stijgen.--Hij
leeft, Tirza, hij leeft! Gezegdend zij de God onzer vaderen! Met dien
uitroep en een opgehelderd gelaat wendde hij zich weder tot haar, om
hare vraag te beantwoorden.--Wees maar niet bang; ik zal hun wel zeggen
hoe het gekomen is, en zij zullen ons ter wille van onzen vader en de
diensten, die hij den keizer bewezen heeft, zeker ongemoeid laten.
Hij geleidde haar naar de torenkamer; maar zien, eensklaps beefde het
dak onder hunne voeten, een hevig gekraak, alsof balken en deuren werden
ingeslagen, deed zich horen, gevolgd door een kreet van schrik en
ontzetting. Hij bleef staan en luisterde. Het geroep om hulp herhaalde
zich, het geluid van zware voetstappen deed het geheele huis dreunen,
vloeken, smeeken, jammeren, alles door elkander. De soldaten hadden de
noordpoort ingetrapt en waren meester van het terrein. Juda begreep
dadelijk dat het om hem te doen was. Zijne eerste opwelling was te
vluchten; maar waarheen? Alleen vleugelen konden hem redden. Trillend
van angst klemde Tirza zich aan hem vast.
--O, Juda, wat is er toch gebeurd?
Hij antwoordde niet. Hij hoorde dat de dienaren werden neergestooten;
en--wat deed men met zijn moeder! Hoorde hij daar niet hare stem?--Met
al de kracht die nog in hem was zeide hij: Blijf gij hier, Tirza, totdat
ik terugkom. Ik zal naar beneden gaan om te zien wat er gebeurd is.
Daarna kom ik u halen.
Zijn stem was niet zoo vast, als hij wel gewild had. Zij drukte zich
tegen hem aan; maar daar hoorde hij zijne moeder weer luid om hulp
roepen. Hij aarzelde niet langer.--Kom dan, laat ons gaan, zeide hij.
Beneden aan de trap was het terras vol van soldaten, die met ontbloot
zwaard het eene vertrek voor en het andere na doorzochten. Hier zag men
eenige vrouwen op de knieen liggen, luid smeekende om erbarmen. Maar
daar ginds in dien hoek, met gescheurde kleederen en loshangende haren,
worsteld
|