uwen.
--Ik ben Simonides, van wien gij spreekt, van geboorte een Jood,
antwoordde de man met een bijzonder klankrijke stem, en ik wensch u
eveneens dien vrede toe, u tevens verzoekende mij te willen meedeelen
met wien ik spreek.
Ben-Hur had intusschen den man nauwlettend aangezien. Ach ja, het was
zooals zijn medepassagier hem gezegd had. Simonides, die op een forsche
kloeke gestalte had kunnen bogen, zat thans als een vormlooze massa in
de kussens weggezonken. Een zijden deken bedekte zijn misvormde
ledematen. Alleen het edelgevormde hoofd deed vermoeden wat hij eenmaal
geweest moest zijn. Witte lokken en witte wenkbrauwen verhoogden den
gloed der donkere oogen. Het gelaat was geheel kleurloos en met vele
rimpels doorploegd. Het was het gelaat van een man, die eer de wereld in
beweging zou brengen, dan door haar in beweging gebracht worden; een
man, die eer zijn leven dan een voornemen of een levensdoel zou
opofferen; een man van staal, alleen te treffen in wat hij liefhad.
--Ik ben Juda, de zoon van Ithamar, in zijn leven het hoofd van het
geslacht Hur, en vorst van Jeruzalem. Dit zeggende stak hij den oude
beide handen toe.
De rechterhand van den koopman, een uitgeteerde, misvormde hand, die op
de deken rustte, sloot zich krampachtig; overigens bleef hij volkomen
bedaard en gaf niet het minste teeken van verbazing of belangstelling.
Kalm antwoordde hij: De geboren vorsten van Jeruzalem zijn altijd welkom
in mijn huis. Gij zijt welkom. Esther, geef den jonkman een stoel.
Het meisje gehoorzaamde en schoof een zetel aan, zeggende: De vrede van
onzen God zij met u; ga zitten en rust.
Ben-Hur maakte geen gebruik van den zetel; maar zeide op beleefden toon:
Ik hoop dat de waardige Simonides mij niet voor een indringer zal
aanzien. Gisteren naar Antiochie reizende, vernam ik dat hij mijn vader
gekend heeft.
--Ja, ik heb vorst Hur gekend. Wij hebben samen handel gedreven. Maar ga
toch zitten, bid ik u; en, Esther, breng wijn voor den jonkman. Nehemia
spreekt van een zoon van Hur, die over half Jeruzalem regeerde; een oud
geslacht, zeer oud. In de dagen van Mozes en Jozua vonden zij reeds
genade in de oogen des Heeren. Ik kan niet denken, dat een hunner
afstammelingen een beker druivennat van de echte wijngaarden van Sorek,
geplant op Hebrons heuvelen, zal weigeren.
Nog voordat hij uitgesproken had bood Esther den bezoeker een beker wijn
aan. Ben-Hur echter maakte een afwijzende beweging. Een verwonderde blik
|