and Cythera, lagen de
honderd galeien bijeen. De tribuun wijdde een dag aan de inspectie der
vloot. Toen vertrok hij naar het eiland Naxos, het grootste van de
Cycladen, dat halverwege de kust van Griekenland en Azie als een rots in
zee omhoog rijst. Hier kon geen enkel voorbijzeilend schip aan zijn oog
ontsnappen, en kon hij tevens de zeeroovers dadelijk nazetten, hetzij
zij zich in de Egeische of in de Middellandsche zee vertoonden. Terwijl
de vloot in goede orde koers zette naar de rotsachtige oevers van het
eiland, kwam van het noorden een galei aanzeilen. Arrius ging haar te
gemoet. Zij kwam rechtstreeks van Byzantium, en haar bevelhebber kon hem
de bijzonderheden mededeelen, die hij noodig had te weten.
De zeeroovers waren allen geboortig van de verder gelegen kusten der
Zwarte zee. Zelfs Tanais was vertegenwoordigd. Met de grootste
geheimzinnigheid hadden zij hunne toebereidselen gemaakt. Onverwachts
hadden zij zich in den Tracischen Bosphorus vertoond, en de daar
liggende vloot verbrand. Vandaar tot aan de Hellespont waren alle
mogelijke schepen hun in handen gevallen. Hun eskader bestond uit zestig
goed bemande en goed uitgeruste galeien. De bevelhebber was een Griek.
Ook de loodsen, op al de Oostelijke zeeen goed bekend, waren Grieken.
Zij hadden ongeloofelijk veel buit behaald, zoodat niet alleen op zee,
maar ook in de steden angst en schrik heerschten. De handel stond bijna
geheel stil.
Waar bevonden de zeeroovers zich thans?
Op deze vraag, voor Arrius van het meeste gewicht, kreeg hij nu het
antwoord.
Nadat de vijand Hephestia op het eiland Lemnos geplunderd had, was hij
overgestoken naar de Thessalische eilanden en tusschen Euboea en Hellas
verdwenen.
Zoo luidde het bericht.
Door het zeldzaam schouwspel uitgelokt hadden de bewoners van het eiland
Naxos zich aan de kust verzameld en zagen zij Arrius' schoone vloot
eensklaps den steven noordwaarts wenden. Zij hadden het stout bestaan
der zeeroovers vernomen, en toen zij de witte zeilen naoogden grepen zij
moed. Wat Rome met sterke hand vasthield verdedigde zij ten allen tijde;
als tegengift voor de opgelegde schatting, gaf zij hare schatplichtigen
bescherming en veiligheid.
De tribuun was meer dan tevreden. De fortuin was hem gunstig. Zij had
hem niet alleen dadelijke en zekere inlichtingen verschaft, maar ook
zijne vijanden in een vaarwater gelokt, waar dood en verderf hen
wachtte. Hij wist welke schade een enkele galei op een zee als de
Mi
|