veroorzaakte, vergeef het ter wille van mijne smart. Ik heb
nu niets meer om voor te leven dan mijne wraak. Vaarwel.
Bij den uitgang keerde hij zich om en zeide eenvoudig: Ik dank u beiden.
--De vrede Gods vergezelle u, zeide de koopman.
Esther kon niet spreken, zij snikte luid.
En zoo vertrok hij.
* * * * *
VIERDE HOOFDSTUK.
SIMONIDES.
Nauwelijks was Ben-Hur de kamer uit, of Simonides scheen als uit den
slaap te ontwaken. Zijn gelaat gloeide, zijn sombere oogen schoten vuur.
Op levendigen toon zeide hij: Gauw, Esther, bel eens gauw!
Zij ging naar de tafel en drukte op een knopje. Dadelijk daarop
verscheen door een deur in den muur een bediende, die voor den koopman
bleef staan en een eerbiedigen buiging maakte.
--Hier, Malluch, dichter bij mijn stoel, beval de meester. Ik heb een
werk voor u, dat niet mag mislukken, al viel de zon ook van den hemel.
Luister! Zooeven verliet mij een jonkman, hij zal door het pakhuis gaan,
slank, schoon, als Israeliet gekleed. Volg hem, zijn schaduw mag niet
onafscheidelijker van hem zijn dan gij. Iederen avond doet gij mij weten
waar hij is, wat hij doet, welk gezelschap hij opzoekt; en als gij
zonder vrees voor ontdekking zijne gesprekken kunt afluisteren, breng ze
mij dan woord voor woord over, met alles wat dienen kan om zijne
gewoonten, zijne bedoelingen, zijn leven te leeren kennen. Begrepen? Ga
gauw. Wacht, Malluch, luister nog even. Gaat hij de stad uit, volg hem,
en doe u als vriend voor. Spreekt hij u aan, zeg wat gij wilt, alleen
niet dat gij in mijn dienst zijt. Daarover gezwegen. Haast u! Spoed u
voort!
De man groette en ging heen.
Toen wreef Simonides zijn vermagerde handen en lachte.
--Welke dag is het vandaag, kind? vraagde hij vroolijk. Ik wil hem
onthouden als een geluksdag. Zie den datum lachend na, en zeg hem mij
lachend, Esther.
Die vroolijkheid kwam haar onnatuurlijk voor, en om hem dat zachtkens te
doen gevoelen antwoordde zij droevig: Wee mij, vader, zoo ik ooit dezen
dag kon vergeten!
Zijne handen vielen slap neer, hij boog het hoofd en zeide: Zeker,
zeker, mijn kind. Dit is de twintigste dag van de vierde maand. Vandaag
voor vijf jaren viel mijn lieve Rachel, uwe moeder, neer en stierf. Zij
brachten mij thuis, gebroken, zooals gij mij nu ziet, en wij vonden haar
bezweken door smart. O, voor mij was zij een struik kamfer in de
wijngaarden van Engedi. Ik heb mijne myrrhe geplukt met mijne spece
|