alei een zeeroover is
zijt gij veilig. Zij zullen u wel niet uwe vrijheid hergeven, u
waarschijnlijk weer op de roeiersbank zetten, maar zij zullen u niet
dooden. Ik daarentegen--
De tribuun aarzelde. Bij alle goden, zeide hij daarna op vasten toon, ik
ben te oud om het verlies van mijne eer te overleven. Laat men in Rome
vertellen hoe Quintus Arrius, omringd door vijanden, met zijn schip in
de diepte verzonk, zooals dat een Romeinschen tribuun betaamt. Hoor nu
wat ik van u verlang. Als de galei een vijandelijke is, stoot mij dan
van de plank in zee en verdrink mij. Hoort gij? Zweer mij dat gij het
doen zult.
--Dat zweer ik niet, zeide Ben-Hur beslist, en ik ben evenmin van zins
zulk een daad te bedrijven. De wet, waaraan ik onderworpen ben, stelt
mij aansprakelijk voor uw leven. Neem den ring terug,--hij trok hem van
zijn vinger,--neem hem terug,--met al uwe beloften. Het vonnis, dat mij
levenslang tot de galeien veroordeelde, heeft mij tot een slaaf gemaakt,
en toch ben ik geen slaaf. Maar ik ben evenmin uw vrijgelatene. Ik ben
een zoon van Israel, en op dit oogenblik mijn eigen meester. Neem den
ring terug.
Arrius verroerde zich niet.
--Gij weigert? vraagde Juda. Dan geef ik uw geschenk aan de zee, niet in
toorn, niet in drift; maar om mij zelven vrij te maken van een vreeselijke
verplichting.
Dit zeggende slingerde hij den ring verre van zich. Arrius hoorde hem
vallen en zinken, maar zag niet op.
--Gij hebt dwaselijk gehandeld, zeide hij, zeer dwaas. Ik kan immers ook
zonder uwe hulp sterven, en als ik dat doe, wat zal er dan van u worden?
Die besloten heeft in den dood te gaan, sterft liever door de hand van
een ander, om de eenvoudige reden, dat de ziel, welke wij volgens Plato
bezitten, in opstand komt tegen zelfvernietiging; dat is alles. Als de
galei een zeeroover is verlaat ik deze wereld. Mijn besluit staat vast.
Ik ben een Romein. Goed, geluk en eer gaan boven alles. Toch zou ik
gaarne van dienst zijn geweest; maar gij hebt niet gewild. De ring was
in dit geval het eenige, dat mijn laatsten wil staven kon. Wij zijn
beiden verloren. Ik zal sterven, het betreurende dat de overwinning en
de roem mij ontgaan zijn. Gij zult nog een poosje leven, om dan eveneens
te sterven, met berouw in 't hart, omdat gij door deze dwaasheid uwe
kinderplichten ongedaan hebt moeten laten. Ik beklaag u.
Ben-Hur begreep de gevolgen van zijne daad beter dan te voren. Toch
berouwde zij hem niet.
--In de drie jaren v
|