ddellandsche kon veroorzaken, en hoe bezwaarlijk zulk een galei te
achterhalen en aan te vallen was. Hij wist ook, dat juist die
omstandigheden zijn roem verhoogen zouden, indien het hem gelukte met
een enkelen slag de vijandelijke vloot te vernielen.
Als de lezer een kaart van Griekenland en de Egeische zee voor zich
neemt, zal hij zien dat het eiland Euboea zich als een bolwerk tegen
Azie in de lengte langs de Grieksche kust uitstrekt, zoodat het kanaal
tusschen vasteland en eiland bij een lengte van honderdtwintig mijlen
nauwelijks acht breed is. De bocht in het noorden had eenmaal de vloot
van Xerxes geborgen, thans hadden de overmoedige zeeroovers er zich
genesteld. De steden langs den oever waren rijk en beloofden een
kostelijken buit. Alles wel beschouwd meende Arrius te ogen aannemen,
dat de roovers ergens ten zuiden van de Thermopylen zouden te vinden
zijn. In dat geval kon hij niet beter doen, dan hen in het noorden en
zuiden in te sluiten, maar dan ook zonder een minuut te verliezen. Hij
zette dus tot den meest mogelijken spoed aan, met het gevolg dat zij nog
voor den nacht den berg Ocha in het gezicht kregen en de loods de kust
van Euboea meldde.
Op een gegeven teeken lieten de roeiers hunne riemen rusten. De tribuun
verdeelde de vloot in twee deelen, ieder van vijftig galeien. De eene
helft voerde hijzelf aan, om er het kanaal mede in te varen, terwijl de
andere bevel kreeg zoo snel mogelijk het eiland aan de zeezijde om te
varen en het kanaal aan den bovenkant in te sluiten.
't Is waar, geen van de afdeelingen had over zooveel mannen te beschikken
als de vijand; maar zij hadden toch iets op dezen voor, onder anderen de
strenge tucht, waaraan bij de bandeloozen troep, hoe onverschrokken ook,
niet gedacht kon worden. Voorts rekende de tribuun er op, dat, zoo bijgeval
de eene helft de nederlaag moest lijden, de andere den vijand in den rug
zou aanvallen en gemakkelijk overmeesteren kon.
Ben-Hur was op zijne plaats en werd iedere zes uur afgelost. De rust in
de baai van Antemona had hem goed gedaan, zoodat het roeien hem niet
vermoeide, en de hortator geen reden tot klagen had.
Over het algemeen waardeert de mensch veel te weinig het rustig gevoel,
dat hij smaakt, als hij een vast doel voor oogen heeft. Blindelings op
een onbekend punt af te gaan is verschrikkelijk. De gewoonte had bij
Ben-Hur dat gevoel slechts in slaap gesust, en dan nog maar ten deele.
Als hij zoo uur op uur, soms dagen en nachten
|