Ik zou mijzelven geen rust gunnen, voordat ik mijne moeder en
Tirza weder thuis gebracht had. Iederen dag, ja ieder uur zou ik aan
haar geluk wijden. Ik zou haar dienen, trouwer dan de trouwste slaaf.
Zij hebben veel verloren; maar bij den God mijner vaderen, ik zou haar
meer terugbezorgen!
Zulk een antwoord had de Romein niet verwacht. Hij aarzelde een
oogenblik. Maar, zeide hij, als uwe moeder en zuster dood waren, of niet
gevonden konden worden, wat zoudt gij dan doen?
Het gelaat van Ben-Hur werd met een doodelijken bleekheid overtogen. Hij
staarde in de golven. Hij scheen een zwaren strijd te strijden. Toen hij
tot bedaren gekomen was vraagde hij: Welk beroep ik zou kiezen?
--Ja.
--Tribuun, ik zal u naar waarheid antwoorden. Den avond voor dien
vreeselijken dag had mijne moeder mij toegestaan soldaat te worden. Daar
wensch ik bij te blijven, en daar er in de geheele wereld slechts eene
leerschool is, zou ik daar heengaan.
--De arena! riep Arrius.
--Neen, een Romeinsch kamp.
--Maar gij moet toch eerst de wapenen leeren hanteeren.
Het is altijd gevaarlijk voor een meester een slaaf raad te geven.
Arrius zag dadelijk zijne fout en veranderde van toon. Ga nu, zeide hij,
en bouw geen hoop op wat wij nu verhandeld hebben. Wie weet of ik mij
misschien wat met u heb willen vermaken. Of--indien gij er toch met hoop
voor de toekomst aan denken wilt, kies dan tusschen den roem van een
gladiator en den dienstplicht van een soldaat. Het eerste kan de gunst
des keizers u bezorgen, als soldaat hebt gij op niet te hopen. Gij zijt
geen Romein. Ga!
Twee minuten later zat Ben-Hur weder op zijne plaats. Het zwaarste werk
wordt gemakkelijk als het hart luchtig is. Het roeien viel Juda niet
meer zoo hard. Een straal van hoop was in zijne ziel gevallen. Hij kon
het niet onder woorden brengen, maar zijn gevoel zeide hem dat hij zich
niet bedroog. Telkens als de waarschuwing van den tribuun: misschien heb
ik mij met u willen vermaken,--hem voor den geest kwam, verdreef hij
haar. Dat de groote man hem geroepen had en hem zijne geschiedenis had
laten vertellen was het voedsel, waarmee hij zijn hongerige ziel voedde.
Ja zeker, er zou iets goeds uit voortkomen. Hoopvol en dankbaar bad hij:
o God, ik ben een echte zoon van het volk Israel, dat gij zoozeer bemind
hebt. Help mij, o help mij!
* * * * *
VIERDE HOOFDSTUK.
EEN LICHTSTRAAL
In de baai van Antemona, ten oosten van het eil
|