FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85  
86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   >>   >|  
je. Hij staat u goed, hij maakt u mooi, hoewel gij dat zonder zijne hulp ook zijt. Tevreden gesteld deed zij den ring weder in haar oor. Op hetzelfde oogenblik trad Amrah binnen en bracht op een blad een waschkom, water en handdoeken. Daar Juda niet tot de Pharizeen behoorde was de reiniging spoedig afgeloopen. Amrah verwijderde zich weder en Tirza zette zich aan het werk, om Juda's haar in orde te brengen. Telkenmale als zij een lok naar genoegen geschikt had, liet zij hem in den kleinen metalen spiegel zien, dien zij volgens het gebruik aan haren gordel had hangen. De arbeid stoorde hun gesprek echter niet. --Hebt gij het al gehoord, Tirza? Ik ga weg. Verschrikt liet zij de handen in den schoot vallen. --Weg! Wanneer? Waarheen? Waarom? Hij lachte. Drie vragen te gelijk! Wat zijt ge toch nieuwsgierig. Ja, ik ga weg. Gij weet, de wet eischt, dat ik mij een beroep kies. Onze vader gaf mij het voorbeeld. Zelfs gij zoudt mij verachten, als ik de vruchten van zijn vlijt en kennis in luiheid verteerde. Ik ga naar Rome. --O, dan ga ik mee. --Gij moet bij moeder blijven. Als we allebei weggingen zou zij van verdriet sterven. Alle vroolijkheid week van haar gelaat.--Ja, natuurlijk. Maar moet gij daarvoor weggaan? Hier in Jeruzalem kunt gij alles leeren wat een koopman weten moet. --Maar ik denk er niet aan koopman te worden. De wet eischt niet, dat de zoon wordt wat de vader was. --Wat wilt gij dan worden? --Soldaat. --De tranen sprongen Tirza in de oogen.--Dan wordt gij doodgeslagen! --Toch alleen als het Gods wil is. En, Tirza, niet alle soldaten sneuvelen. Zij sloeg hare armen om zijn hals, alsof zij hem terug wilde houden. --Wij waren zoo gelukkig, Juda; blijf bij ons. --Dat kan immers niet. Gijzelf gaat mettertijd ook heen. --Nooit. Hij glimlachte om den ernst, waarmede zij dat verzekerde.--Wie weet hoe spoedig een vorst van Juda, of van een der andere stammen, mijne Tirza komt weghalen, en wat zal dan van mij worden? Een droevig gesnik was haar eenig antwoord. --Het oorlogvoeren moet geleerd worden, vervolgde hij, en daarvoor moet men ter schole gaan. De beste school is echter een Romeinsch kamp. --Gij zult toch niet voor Rome vechten? --Gij dus ook, gij zelfs haat Rome? Daarin schijnt de geheele wereld het eens te zijn. Ja, Tirza, ik zal voor Rome strijden, maar om te leeren hoe ik eenmaal Rome bestrijden moet. --Wanneer gaat gij? Maar Juda, die Amrah hoorde terugko
PREV.   NEXT  
|<   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85  
86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   >>   >|  



Top keywords:

worden

 

spoedig

 

Wanneer

 

echter

 

koopman

 

leeren

 
eischt
 

daarvoor

 

houden

 

Soldaat


tranen
 

sprongen

 

Jeruzalem

 

soldaten

 

sneuvelen

 

doodgeslagen

 

alleen

 

glimlachte

 
Romeinsch
 

school


vechten

 
vervolgde
 

geleerd

 

schole

 

bestrijden

 
eenmaal
 

hoorde

 
terugko
 

strijden

 

schijnt


Daarin

 

geheele

 

wereld

 

oorlogvoeren

 

verzekerde

 

waarmede

 

mettertijd

 
Gijzelf
 

immers

 

droevig


gesnik
 
antwoord
 

weghalen

 
andere
 
stammen
 
gelukkig
 

brengen

 

Telkenmale

 

behoorde

 

reiniging