uis vol van vorstelijke geschenken, zooals
purperen gewaden, elpenbeenen zetels, gouden drinkschalen; hoofdzakelijk
van groote waarde om de keizerlijke hand die ze hem vereerd had. Zulk
een man moest wel rijk zijn; maar hij dankte zijn vermogen niet alleen
aan zijn hooge begunstigers. Hij had de wet, die hem tot werken
verplichtte, gehoorzaamd; maar in plaats van zich tot een ambt te
bepalen, had hij zich een veelzijdigen werkkring geschapen. Tal van
herders, die in de vlakte en op de heuvelen rondom Jeruzalem de kudden
weidden, noemden hem heer; in zeesteden zoowel als in de binnenlanden
stichtte hij handelshuizen; zijne schepen brachten hem zilver uit
Spanje, welks mijnen onder de toenmaals bekende tot de rijkste gerekend
werden; en tweemalen 's jaars keerden zijne karavanen uit het Oosten
terug, beladen met zijden stoffen en specerijen. Hij was een geloovig
Hebreer, die stipt de wetten en gebruiken naleefde, een trouw bezoeker
van tempel en synagoge, goed onderwezen in de heilige Schriften. Het
verkeer met de wetgeleerden zocht hij bij voorkeur, en de achting, die
hij Hillel toedroeg, grensde aan vereering. Toch was hij niet eenzijdig.
Zijn gastvrijheid strekte zich uit tot de zonen van alle landen, ja de
Pharizeen beweerden zelfs, dat hij meer dan eens Samaritanen aan zijne
tafel ontvangen had. Was hij een heiden geweest en in leven gebleven,
dan zou hij mogelijk de mededinger van Herodes Atticus geworden zijn;
maar hij was nu tien jaren geleden in de kracht van den mannelijken
leeftijd op zee verongelukt, door geheel Judea betreurd. Met zijne
weduwe en zijn zoon hebben wij reeds kennis gemaakt, thans willen wij
zijn dochter beschouwen, het meisje, dat door haar gezang den broeder
wekte.
Zij heette Tirza, en geleek sprekend op Juda. Haar gelaatstrekken, even
regelmatig als de zijne, waren dubbel bekoorlijk door de uitdrukking van
kinderlijke onschuld, die er over verspreid lag. Zij was in dit vroege
morgenuur hoogst eenvoudig gekleed. Een wijde tunica, vastgeknoopt op
den rechterschouder, en onder den linkerarm doorgaande, dekte haar
losjes en werd om het middel vastgehouden door een fijn gouden gordel.
Op het hoofd droeg zij een zijden mutsje met afhangende kwast. Gouden
oor- en vingerringen, kostbare arm- en enkelbanden, benevens een kunstig
bewerkt halssieraad, voltooiden haar toilet. Oogleden en vingertoppen
waren naar het toenmalig gebruik geverfd. Twee lange haarvlechten hingen
haar op den rug, terwijl op ied
|