r plaats, en er zich voor
leven en dood aan verbonden hebben. Wacht! Laat ons hier blijven staan,
dan zal ik u toonen wat ik bedoel.
Het geluid van lichte snelle voetstappen deed zich hooren.
De menigte maakte ruim baan, want daar kwamen zij aan, de ongelukkigen,
waarop de man gezinspeeld had. Eenige jonge meisjes zweefden voor en
langs hen heen, zingend en dansend op de maat harer tambourijnen. De
vrouw drukte zich verschrikt tegen haar geleider aan, deze sloeg zijn
arm beschermend om haar heen. Zijne oogen flikkerden. Het haar der
danseressen golfde vrij over hare schouders, het gazen kleedje, dat
ternauwernood haar leden dekte, liet haar volkomen vrij in al hare
bewegingen. Zinnelijker dans zou bezwaarlijk uit te denken zijn. Een
ronde ... en weg waren zij, even snel en onhoorbaar als zij gekomen
waren.
--Nu, wat zegt ge daarvan? riep de man.
--Wie zijn dat? vraagde zij.
--Devadasi, priesteressen van den tempel van Apollo. Haar getal is
legio. Zij vormen bij feestelijke gelegenheden het koor. Dit is haar
tehuis. Soms brengen zij wel eens een bezoek aan andere steden, maar
hare verdiensten moeten zij hier afgeven, om de woonplaats van den
goddelijken zanger te verrijken. Willen wij nu verder gaan?
Het volgend oogenblik was het paar verdwenen.
Ben-Hur volgde hun voorbeeld en wandelde verder, waarheen wist hij niet.
Een beeldhouwwerk trok allereerst zijne aandacht. Het bleek een centaur
voor te stellen. Een opschrift deelde den onkundige mede, dat hij hier
de beeltenis aanschouwde van Chiron, den veelbeminde van Apollo en
Diana, door hen onderwezen in de geheimen der jacht, geneeskunst, muziek
en profetie.
Toen Ben-Hur door wilde wandelen, kwam juist de witte stier voorbij. Het
kind zat nog in de mand, en leidde een processie; daarna kwam de vrouw
met de geiten, gevolgd door de tambourijn- en fluitspelers. Daarachter
een tweede processie van lieden, die geschenken brachten.
--Waar gaat dat alles heen? vroeg iemand, en het antwoord luidde: De
stier naar vader Jupijn, de geit naar Apollo.
* * * * *
ZESDE HOOFDSTUK.
GODSDIENST EEN DEKMANTEL.
Ben-Hur volgde de processie naar het bosch, begrijpende dat hij zoodoende
de belangrijkste punten van het Park te zien zou krijgen. Toen hij een
eindweegs gegaan was kwam hij aan een open plek. Een zacht windje voerde
welriekende geuren aan; wierook en rozengeur. Hij bleef staan en met hem
vele anderen, om te zien van
|