ronderstellingen. De brave jongen zag in den gezagvoerder van den
Nautilus slechts een van die miskende geleerden, die de menschheid
enkel met verachting voor haar onverschilligheid betalen. Hij
beschouwde hem nog als een onbegrepen vernuft, dat het bedrog der
wereld moede, naar die ontoegankelijke oorden gevlucht was, waar
zijn vernuft vrije speling had. Volgens mijn meening verklaarde die
veronderstelling slechts een van Nemo's karaktertrekken.
Ik meende evenwel andere reden voor zijn gedrag en zijn karakter
te vinden in het geheimzinnige van den laatsten nacht, toen wij
in onze gevangenis door slaap overmand lagen, in zijn zoo driftig
genomen voorzorg om mij den kijker voor het oog weg te rukken,
omdat ik den gezichteinder wilde onderzoeken, in de doodelijke
wond van dien matroos, door een onverklaarbaren schok van den
Nautilus veroorzaakt. Neen, kapitein Nemo ontvluchtte niet alleen
de menschen! Zijn vreeselijk vaartuig diende niet alleen om hem
geheel onafhankelijk te maken, maar misschien ook om--ik weet niet
welke--verschrikkelijke wraak uit te oefenen.
Op dit oogenblik is mij alles nog niet recht duidelijk; ik zie in
deze duisternis maar enkele flikkeringen; en ik moet mij tevreden
stellen met het opschrijven mijner denkbeelden onder den indruk der
verschillende gebeurtenissen.
Bovendien bindt ons niets aan kapitein Nemo. Hij weet dat wij den
Nautilus onmogelijk kunnen ontvluchten. Wij zijn zelfs niet op ons
woord van eer gevangen. Geen belofte bindt ons aan hem. Wij zijn
slechts gevangenen, die onder den schijn van beleefdheid als gasten
behandeld worden. Ned Land heeft echter de hoop niet opgegeven om de
vrijheid terug te krijgen. Zeker zal hij gebruik maken van de eerste
gelegenheid de beste, die het toeval hem aanbiedt. Zonder twijfel zal
ik zijn voorbeeld volgen. En toch zal ik niet zonder eenig leedwezen
datgene met mij nemen, wat de edelmoedigheid van den kapitein ons
van de geheimen van den Nautilus heeft laten doorgronden. Moet ik
dien man haten of bewonderen? Is hij slachtoffer of beul? En dan
zou ik, om openhartig te spreken, voor ik hem verliet, gaarne die
onderzeesche reis om de aarde volbrengen, waarvan het begin zoo
schoon is geweest. Ik zou gaarne al de wonderen aanschouwen, die de
wereldzeeen voor ons verborgen houden. Ik zou willen gezien hebben
wat niemand nog heeft aanschouwd, zelfs al moest ik met mijn leven
dien onleschbaren dorst naar kennis betalen! Wat heb ik tot nog
toe ontdekt?
|