vastberaden gelaat het hoofd schudde.
"En nu, Ned," voegde ik er bij, "zullen wij verder er over zwijgen:
geen woord meer er over. Den dag waarop je gereed zult zijn, zul je
ons waarschuwen en wij volgen je. Ik verlaat mij geheel op je."
Dit gesprek, dat later zulke zwaarwichtige gevolgen hebben moest,
eindigde hiermede. Ik moet nu bekennen, dat de gebeurtenissen mijn
voorspelling, tot groote teleurstelling van den Amerikaan, schenen
te bevestigen. Wantrouwde de kapitein ons in die druk bevaren zeeen,
of wilde hij zich slechts onttrekken aan het oog der tallooze schepen
van allerlei natien, die de Middellandsche Zee doorkliefden? Ik weet
het niet, maar meestentijds bleef hij onder water en ver van de
kust. De Nautilus kwam soms slechts even boven, zoodat de uitkijk van
den stuurman ternauwernood uit het water stak, of wij voeren op groote
diepte, daar wij tusschen den Griekschen archipel en Klein-Azie zelfs
op 2000 meter den bodem niet konden bereiken.
Zoo wist ik niet anders dat wij het eiland Carpathos, een van de
Sporaden, langs voeren, dan door het vers van Virgilius, dat kapitein
Nemo aanhaalde toen hij met den vinger op de kaart wees:
"Est in Carpathio Neptuni gurgite vates,
Coeruleus Proteus...."
Het was inderdaad de gewezen verblijfplaats van Proteus, den
ouden herder der kudden van Neptunus, thans het eiland Scarpanto,
tusschen Rhodus en Creta. Ik zag door het raam van den salon alleen
de granietrotsen, waarop het rust.
Den volgenden dag, 14 Februari, besloot ik eenige uren te besteden
aan het bestudeeren van de visschen uit dien archipel; maar om de
een of andere reden bleven de wanden vast gesloten. Toen ik naging
op welke hoogte de Nautilus zich bevond, merkte ik op, dat wij naar
Candia voeren. Op het oogenblik dat ik mij op de Abraham Lincoln
had ingescheept, was dit geheele eiland in opstand gekomen tegen de
Turksche overheersching; maar ik wist volstrekt niet wat er van dien
opstand tot heden toe geworden is, terwijl de kapitein, die geen
gemeenschap met het land onderhield, mij het zeker niet zou hebben
kunnen zeggen.
Ik zinspeelde dus in het geheel niet op deze gebeurtenis, toen ik dien
avond met hem alleen in den salon was. Bovendien kwam het mij voor
dat hij stil was en afgetrokken. Toen gaf hij, tegen zijn gewoonte,
bevel om de wanden open te schuiven, en hij liep van het eene glas naar
het andere, om het water nauwkeurig te beschouwen. Waarom? Ik kon het
niet raden, en
|