er hebben van hooge temperatuur. Ik
keek eens op den manometer; deze wees een diepte van twintig meter,
waar dus de warmte van den dampkring niet meer kon doordringen.
Ik ging voort met mijn werk, doch de hitte werd bijna onverdraaglijk.
"Zou er brand aan boord zijn?" vroeg ik mij zelven af.
Ik wilde den salon verlaten, toen kapitein Nemo binnentrad; hij ging
naar den thermometer, keek dien na en zei:
"Twee-en-veertig graden."
"Dat merk ik, kapitein," antwoordde ik; "en als die warmte nog
toeneemt, zullen wij die niet meer kunnen verdragen."
"Och, mijnheer, die warmte zal niet vermeerderen, als wij het niet
willen."
"Kunt u die dan naar willekeur regelen?"
"Neen, maar ik kan mij van het punt verwijderen waar zij ontstaat."
"Komt zij dan van buiten?"
"Zonder twijfel; wij varen in een stroom van kokend water."
"Is het mogelijk?" riep ik uit.
"Kijk maar."
De wanden openden zich, en ik zag dat het water om den Nautilus
geheel wit was. Zwaveldampen ontwikkelden zich in de zee, die als
in een ketel kookte. Ik hield mijn hand tegen het glas, doch dit was
zoo heet, dat ik de hand terugtrok.
"Waar zijn wij?" vroeg ik.
"Bij het eiland Santorino, mijnheer de professor," antwoordde de
kapitein, "en juist in het kanaal dat Nea-Kameni van Palea-Kameni
scheidt. Ik heb u het zonderling schouwspel van een onderzeesche
vulkanische uitbarsting willen doen zien."
"Ik dacht," zei ik, "dat de vorming van deze nieuwe eilanden afgeloopen
was."
"Niets is ooit in deze vulkanische streken afgeloopen," antwoordde
Nemo, "en de aarde wordt hier altijd door onderaardsch vuur in beweging
gebracht. In het negentiende jaar onzer jaartelling verscheen, volgens
Cassiodorus en Plinius, een nieuw eiland, Theia of het Goddelijke
genaamd, op dezelfde plaats waar zich kortelings nieuwe eilandjes
hebben gevormd. Later verdween het onder de golven, om in het jaar 69,
nog eens te verschijnen en nog eenmaal te verdwijnen. Sedert dien tijd
tot op onze dagen bespeurde men geen vulkanische werking, totdat op 3
Februari 1866 een nieuw eilandje, waaraan men den naam van George gaf,
in de nabijheid van Nea-Kameni, te midden van zwaveldampen opsteeg
en zich drie dagen later daaraan vasthechtte. Zeven dagen later,
13 Februari, verscheen het eilandje Aphroessa, door een kanaal van
tien meter breed van Nea-Kameni gescheiden. Ik was juist in deze
zee toen het verschijnsel zich voordeed, en ik heb het in alle
bijzonderheden kunnen nagaa
|