jk de kleine
parels, die onder den naam van zaad bekend zijn, zij worden bij de
maat verkocht en gewoonlijk voor borduurwerk gebruikt."
"Maar het moet een langdradig en moeilijk werk zijn," zei de Amerikaan,
"om de parels volgens grootte uit te zoeken."
"Neen, mijn vriend. Dit geschiedt door middel van elf verschillende
zeven, die met een afwisselend aantal gaatjes doorboord zijn. De
parels, die in de zeven met 20 tot 25 gaatjes blijven liggen, zijn de
beste. Tot de tweede soort behooren die, welke niet gaan door zeven,
waarin 100 tot 800 gaatjes geboord zijn; het zaad eindelijk wordt
verkregen door zeven met 900 tot 1000 gaatjes."
"Dat is vernuftig," zei Koenraad, "en ik zie dus dat het uitzoeken
der parels werktuiglijk geschiedt. Zou mijnheer ons ook kunnen zeggen
wat die pareloesterbanken gewoonlijk opbrengen?"
"Volgens het boek van Sirr," antwoordde ik, "worden de visscherijen van
Ceylon jaarlijks voor een som van anderhalf millioen haaien verpacht."
"Gulden!" hernam Koenraad.
"O, ja, gulden; anderhalf millioen gulden," hernam ik; "maar ik
geloof niet dat die visscherijen thans zooveel meer opbrengen als
vroeger. Het is hetzelfde geval met de Amerikaansche visscherijen
die onder de regeering van Karel den Vijfde twee millioen gulden
opbrachten, en thans slechts twee derde van die som opleveren. Om
kort te gaan, men kan de opbrengst van alle parelvisscherijen bij
elkander op omstreeks vier en een half millioen gulden schatten."
"Maar," vroeg Koenraad, "wordt er nergens melding gemaakt van beroemde
parels, die voor zeer hoogen prijs verhandeld werden?"
"Jawel, mijn vriend. Men zegt dat Caesar aan Servilia een parel
aanbood, die een waarde had van 60,000 gulden."
"Ik heb zelfs eens hooren vertellen," zei de Amerikaan, "dat in de
oudheid een dame parels dronk opgelost in azijn."
"Cleopatra," zei Koenraad.
"Dat smaakte vast niet lekker," voegde Ned Land er bij.
"Afschuwelijk, vriend Ned," antwoordde Koenraad, "maar een klein
glaasje azijn dat f 750.000 kost, is nog al aardig."
"Het spijt mij dat ik die dame niet tot vrouw heb," sprak de Amerikaan,
terwijl hij zijn arm op weinig dubbelzinnige wijze heen en weer bewoog.
"Ned Land.... de man van Cleopatra!" riep Koenraad uit.
"Maar ik had moeten trouwen, Koen," zei Ned ernstig, "en het is mijn
schuld niet dat het niet is gebeurd. Ik had al een halssnoer van parels
voor Kaatje Teeder, mijn bruid, gekocht, doch zij is daarna toch met
een ander
|