tilus deed vertoeven. Wij bleven voor de
glazen van den salon op den uitkijk staan, doch ik kon maar weinige
aanteekeningen maken over de ichthyologie der Middellandsche Zee. Van
de verschillende visschen, die haar bewonen, heb ik enkelen goed,
anderen slechts ter loops gezien, zonder nog te spreken van hen,
die door de snelheid van den Nautilus ons als voorbij vlogen. Ik
zag in het door onze electrische lantaarn helder verlicht gedeelte
lampreien kronkelen van een meter lang, die men bijna in alle zeeen
aantreft, roggen van vijf voet breed, met witten buik en gevlekten
rug. Twaalf voet lange haaien, door duikers in deze zee zoo gevreesd,
wedijverden met hen in snelheid; zeevisschen, bekend om den fijnen
reuk; goudvisschen, prachtige steuren, schoten langs ons glas, en
raakten het somwijlen aan.
Ik geloof, dat toen wij de Adriatische Zee voorbijvoeren, ik ook twee
of drie potvisschen heb gezien. Koen meende dolfijnen en zeekalven,
en zelfs een voet zes lange schildpad te hebben opgemerkt.
Toen wij tusschen Sicilie en Tunis doorvoeren, verminderde de
Nautilus zijn snelheid; in deze ruimte tusschen kaap Bon en de
westpunt van Sicilie stijgt de bodem der zee bijna plotseling. Daar
is een wezenlijke bergkam, waarboven slechts zeventien meter water
staan, terwijl de diepte aan weerszijden zeventig meter bedraagt. De
Nautilus moest dus zeer voorzichtig varen, om niet tegen dien
onderzeeschen rotswand te stooten. Ik wees Koenraad op een kaart van
de Middellandsche Zee de plaats van dezen langen rotswand aan.
"Mijnheer moet mij niet kwalijk nemen," zei hij, "maar dat is een
wezenlijke landtong tusschen Europa en Afrika."
"Ja, vriend," antwoordde ik; "zij sluit dit gedeelte der zee bij de
kust van Libye geheel af, en de peilingen van Smith hebben bewezen,
dat de beide werelddeelen eertijds tusschen de kapen Boco en Farina
verbonden waren."
"Ik geloof het graag," zei Koenraad.
"Ik zal er nog bijvoegen," hervatte ik, "dat er een dergelijke
verbinding tusschen Gibraltar en Ceuta bestaat, die in een
voorwereldlijk tijdperk de Middellandsche Zee geheel afsloot."
"En," vroeg Koenraad, "als eenige vulkanische uitbarsting die beide
scheidingsmuren eens tot boven de golven verhief?" "Dat is niet
waarschijnlijk, Koenraad."
"Laat ik eerst uitspreken, mijnheer; als dit verschijnsel eens plaats
vond, zou het onaangenaam zijn voor mijnheer de Lesseps, die zich
zooveel moeite geeft om de landengte door te graven."
"Dat is
|