en- en de dierenwereld
staande. Ik moet echter aanmerken, dat de natuuronderzoekers het
niet eens zijn over de plaats, die aan de sponsen moet worden
toegekend. Sommigen rekenen ze tot de poliepen, anderen, waaronder
Milne Edwards, willen ze geheel afzonderlijk geplaatst hebben.
De sponsachtige lichamen tellen omtrent driehonderd soorten; zij
worden in zeer vele zeeen aangetroffen; zelfs ook in enkele stroomen,
en heeten dan riviersponsen. Maar het meest vindt men ze in de
Middellandsche Zee, in den Griekschen Archipel, langs de Syrische
Kust en in de Roode Zee. Daar vindt men dan ook die fijne, zachte
sponsen, die wel eens met anderhalf honderd frank betaald werden,
de geelachtige Syrische, de harde Barbarijsche en andere, Maar daar
ik geen hoop kon voeden om deze plantdieren in de nabijheid van een
der Levant-steden--van welke ons de landengte van Suez scheidde--in
oogenschouw te kunnen nemen, vergenoegde ik mij er in de Roode Zee
kennis mee te maken.
Ik riep dus Koenraad bij mij, terwijl de Nautilus, ter diepte van
acht tot negen meter, zachtjes langs de fraaie rotsen der oostelijke
kust gleed.
Daar groeiden allerlei sponsen, gestengelde, gebladerde, bolvormige,
gevingerde. Zij beantwoordden juist aan de bijnamen; korfjes, bekers,
spinrokken, elandhorens, leeuwenpooten, pauwstaarten, Neptunus
handschoenen, die de visschers, dichterlijker van uitdrukking dan de
mannen der wetenschap, er aan gegeven hebben. Uit haar vezelachtig
weefsel, dat met een half-vloeibare geleiachtige zelfstandigheid bedekt
is, schoten onophoudelijk kleine waterstralen, door een samentrekkende
kracht uitgespoten, nadat dit water eerst leven had gewekt in iedere
holligheid. Deze zelfstandigheid verdween na den dood van de poliep
en gaf, vergezeld met het afgeven van ammoniak, een afschuwelijken
stank. Er blijft dan niets over dan de hoornachtige vezelstof,
waaruit de gewone rotsachtige sponsen bestaan, die naar gelang
van zachtheid en andere dergelijke eigenschappen, tot verschillend
huiselijk gebruik dienen.
Deze poliepaardige plantdieren zaten aan rotsen, aan schulpen van
weekdieren en zelfs aan de waterplanten. Zij vulden zelfs de kleinste
spleten; sommigen spreidden zich uit, anderen richtten zich overeind
of hingen als koraalvormige uitwassen nederwaarts. Ik vertelde aan
Koenraad, dat die sponsen op tweeerlei wijze gevischt worden, met een
dreg of met de hand. Deze laatste handelwijze, waarvoor duikers noodig
zijn, is de verkiesli
|