egaan; maar die dagelijksche wandelingen op het plat, waar
wij de verfrisschende lucht van den Oceaan inademden, het schouwspel
van de rijkbevolkte zee door het glas van den salon, het lezen van
boeken uit de bibliotheek, het aanhouden van mijn dagboek, dat alles
hield mij steeds bezig, en liet mij geen oogenblik verveling gevoelen.
Onze gezondheid bleef zeer goed. De leefregel aan boord beviel mij
wel, en ik voor mij zou aan Ned Land gaarne al die veranderingen
geschonken hebben, die hij bij wijze van verzet dagelijks op onze
spijskaart verzon. Bovendien behoefden wij in al die gelijkmatige
temperatuur zelfs geen verkoudheid te vreezen.
Gedurende verscheidene dagen zagen wij een groote menigte zeevogels,
een soort van meeuwen. Eenige er van werden zeer behendig gedood,
en leverden, goed klaar gemaakt, ons een voortreffelijk waterwild
op. Onder de grootste vogels, die zich ver van liet land wagen,
en als zij te moe zijn om te vliegen op het water uitrusten, zag ik
prachtige albatrossen, die een leelijk geschreeuw doen hooren, dat veel
heeft van het balken van een ezel. Ook zag ik vlugge fregatvogels,
die snel de visschen uit het water ophaalden, en een groot aantal
schoone zeeduiven, wier witte met rozenrood getinte vederen het
gitzwart der vleugels des te beter deden uitkomen.
De netten van den Nautilus haalden verscheiden soorten van
zeeschildpadden op, wier schaal voor zeer kostbaar wordt gehouden. Die
kruipende dieren duiken gemakkelijk onder water, en kunnen lang onder
blijven, als zij de vleezige klep maar sluiten, welke zij aan het
einde van den neus hebben. Sommige van die dieren sliepen nog toen
men ze ving, en waren in hun schild gedoken om daardoor veilig te
zijn tegen andere zeedieren. Hun vleesch smaakte over het algemeen
slechts middelmatig, doch de eieren waren een uitgezochte lekkernij.
De visschen wekten voortdurend onze bewondering, als wij de geheimen
van hun leven door de geopende wanden van den salon bespiedden. Ik
zag verscheiden soorten, die ik tot nog toe niet had opgemerkt.
Van 21 tot 23 Januari liep de Nautilus met een vaart van tweeen
twintig kilometer. Indien wij de onderscheiden soorten van visschen
goed konden waarnemen, was dit, omdat zij door het electrisch licht
aangetrokken, ons zochten bij te houden. De meesten bleven achter,
sommigen echter bleven geruimen tijd in ons zog.
Den 24sten 's morgens zagen wij op 12 deg. 5' Z.B. en 94 deg. 33' O.L. het
koraleneiland Keeling, waa
|