langs
ruwe bergen hunne toppen hemelwaarts verheffen, waarboven het zuiver
en doorschijnend luchtazuur zich welft, de zee, die onophoudelijk
door stormen of door onderaardsch vuur in beweging wordt gebracht,
is voortdurend het slagveld, waar Neptunus en Pluto elkander het
wereldgebied betwisten. Aan haar oevers en op haar golven wordt de
mensch in een van de krachtigste luchtstreken van den aardbodem als
wedergeboren.
Doch hoe schoon die zee ook zij, ik heb maar een vluchtig overzicht
kunnen nemen van dat waterbekken, dat twee millioen vierkante kilometer
oppervlakte beslaat. De kennis van den kapitein hielp mij hier ook
weinig, want die raadselachtige persoon verscheen bij deze snelle
vaart geen enkele maal. Ik schat den afstand, dien de Nautilus onder
zee aflegde, op ongeveer 2400 kilometer, en deze reis legde hij in
tweemaal vierentwintig uren af. Na den 16den Februari de Grieksche
wateren verlaten te hebben, waren wij den 18den, bij het opkomen van
de zon, reeds door de straat van Gibraltar. Het was mij daardoor vrij
duidelijk dat deze Middellandsche Zee, besloten tusschen bewoonde
landen, die hij wilde ontvluchten, den kapitein bijzonder onaangenaam
moest zijn. Hare golven en koeltjes wekten waarschijnlijk bij hem al
te veel droeve herinneringen, mogelijk al te veel leed op. Hij kon
zich hier met zijn vaartuig niet zoo vrij bewegen als in den Oceaan,
en zijn Nautilus voelde zich tusschen de te nabij elkander liggende
Afrikaansche en Europeesche kusten te bekneld. Wij hadden een snelheid
van vijfenveertig kilometer in het uur. Het spreekt van zelf dat Ned
Land, tot zijn groote spijt, zijn ontvluchtingsplannen moest opgeven;
hij kon zich van de sloep niet bedienen, nu deze werd meegesleept
met een vaart van ongeveer twaalf meter in de seconde. Onder die
omstandigheden den Nautilus te verlaten, zou even gevaarlijk geweest
zijn, als om uit een sneltrein in volle vaart te springen. Bovendien
kwam ons vaartuig alleen des nachts aan de oppervlakte, om een voorraad
versche lucht in te nemen, en het snelde slechts vooruit volgens de
aanwijzingen van het kompas en den log.
Ik zag dus van het inwendige der Middellandsche Zee alleen wat
een reiziger in een sneltrein van het landschap ziet, waardoor hij
heen vliegt, dat is te zeggen, den verren gezichteinder, en niet
wat onder zijn oogen langs hem gaat. Evenwel konden Koenraad en ik
eenige visschen bekijken, wier snelheid ze eenige oogenblikken in
het vaarwater van den Nau
|