k naar binnen gekeerd, door 't leven sloop.
Voorzichtig, of het wordt een kunsthistorische novelle: hoe 's hertogen
"varlet de chambre" met weerzin de hooge heeren diende, hoe zijn
kunstmakkers met diepe smart hun hooge kunst moesten verloochenen, om
mee te werken aan hoffeesten en vlootuitrusting.
Er is niets, wat zulk een voorstelling rechtvaardigt. De kunst der Van
Eyck's, die wij bewonderen, stond midden in het hofleven, dat ons
afstoot. Het weinige wat wij van het leven dier schilders weten, toont
hen ons als lieden van de wereld. De hertog van Berry is met zijn
hofschilders op den besten voet. Froissart ontmoette hem in gemeenzaam
onderhoud met Andre Beauneveu in zijn wonderkasteel Mehun sur Yevre.
[862] De drie gebroeders van Limburg, de groote verluchters, verblijden
den hertog op nieuwjaar met een surprise: een nieuw verlucht handschrift,
dat "un livre contrefait" blijkt, "d'une piece de bois blanc paincte en
semblance d'un livre, ou il n'a nulz feuillets ne riens escript". [863]
Jan van Eyck heeft zich zonder twijfel midden in het hofleven bewogen.
Voor de geheime diplomatieke zendingen, waarmee Philips de Goede hem
belastte, was een wereldkenner noodig. Hij gold in zijn eeuw als een
geletterde, die klassieken las en meetkunde bestudeerde. Met een lichte
bizarrerie heeft hij zijn bescheiden zinspreuk "Als ik kan" in Grieksche
karakters vermomd.
Werden wij niet door deze en dergelijke gegevens gewaarschuwd, dan
zouden wij allicht geneigd zijn, de kunst der Van Eyck's op een
verkeerde plaats in het leven der vijftiende eeuw te zien. Daar zijn in
dien tijd twee voor onzen blik scherp gescheiden levenssferen. Hier is
de cultuur van het hof, den adel en de rijke burgerij; praalziek, eer-
en hebzuchtig, kakelbont, gloeiend hartstochtelijk. Daar is de stille,
effen grijze sfeer der moderne devotie, de ernstige mannen en de gedweee
burgervrouwtjes, die hun toeverlaat zochten in de Fraterhuizen en bij de
Windesheimers, waar de verre zachte branding der _Imitatio_ fluistert,
--de sfeer ook van Ruusbroec en de heilige Colette. Dat is de sfeer,
waarin voor ons gevoel de kunst der Van Eyck's, met haar vrome, stille
mystiek, zou passen. Toch is haar plaats eer in de andere. De moderne
devoten stonden afwijzend tegenover de groote kunst, die zich in hun tijd
ontplooide. Zij verzetten zich tegen de veelstemmige muziek, zelfs tegen
de orgels, [864] terwijl het de prachtlievende Bourgondiers zijn: bisschop
David van Utrecht
|