|
sten en tournooien. Op dat innig-vrome stuk de
Zeven sacramenten in het Antwerpsche museum wijst een wapen als den
vermoedelijken stichter den bisschop van Doornik, Jean Chevrot, aan.
Deze was naast Rolin de nauwste raadsman van den hertog, [871] ijverig
dienaar in de zaken van het Gulden Vlies en van het groote
kruistochtplan. Het type van den grooten kapitalist dier dagen is Pieter
Bladelyn, wiens stemmige figuur bekend is van het drieluik, dat het
altaar van de kerk in zijn stadje Middelburg in Vlaanderen gesierd
heeft. Van ontvanger van zijn geboortestad Brugge was hij opgeklommen
tot algemeen hertogelijk tresorier. Door zuinigheid en goede controle
bracht hij verbetering in de financien. Hij werd tresorier van het
Gulden Vlies, ridder; hij werd op de gewichtige diplomatieke zending
gebruikt, om in 1440 Charles d'Orleans uit de Engelsche gevangenschap
los te koopen; hij zou mee op den kruistocht tegen de Turken voor het
beheer der geldmiddelen. Zijn rijkdommen maakten de verbazing der
tijdgenooten gaande. Hij besteedde ze aan inpolderingen, waaraan nog de
Bladelijnspolder tusschen Sluis en Zuidzande herinnert, en aan het
stichten van een nieuwe stad, Middelburg in Vlaanderen. [872]
Jodocus Vydt, die als stichter op het Gentsche altaarstuk prijkt, en de
kanunnik Van de Paele, behooren eveneens tot de groote rijken van dien
tijd; de Croy's en de Lannoy's zijn adellijke nouveaux riches. De
tijdgenooten zijn het meest van al getroffen geweest door de opklimming
van Nicolaas Rolin, den kanselier, "venu de petit lieu", en als jurist,
financier en diplomaat tot de hoogste diensten gebruikt. De groote
verdragen der Bourgondiers van 1419 tot 1435 zijn zijn werk geweest.
"Soloit tout gouverner tout seul et a part luy manier et porter tout,
fust de guerre, fust de paix, fust en fait des finances." [873] Hij had
door niet onverdachte middelen ontzaglijke rijkdommen opgehoopt, die hij
besteedde aan tal van stichtingen. Toch sprak men met haat van zijn
hebzucht en zijn hoogmoed. Want men geloofde niet aan den vromen zin,
die tot die stichtingen dreef. Rolin, zoo vroom geknield op het stuk van
Jan van Eyck in het Louvre, dat hij liet schilderen voor zijn
geboortestad Autun, en nogmaals vroom geknield op dat van Rogier van der
Weyden voor zijn gasthuis te Beaune, stond bekend als een, die enkel het
aardsche telt. "Hij oogstte altijd op aarde, zegt Chastellain, alsof de
aarde hem eeuwig ware, waarin hem zijn verstand afdwaalde, toen
|