n hij had gelijk.
Bij deze tweede en nadere beschouwing begreep Ben-Hur ten volle in welke
verhouding de dieren tot hun meester moesten staan. Opgegroeid onder
zijn oog, het voorwerp van zijne bijzondere zorgen bij dag, het
onderwerp zijner droomen bij nacht, met zijn gezin de zwarte tent in de
woestijn deelende, had hij hen lief als zijne kinderen. Opdat zij hem
een triomf over de hooghartige, gehate Romeinen zouden doen behalen, had
de oude man zijn lievelingen naar de stad gebracht. Hij twijfelde niet
aan hunne overwinning, als hij maar een vertrouwbaren wagenmenner kon
vinden, die behalve de bekwaamheid ook den tact bezat om met hen om te
gaan. Het was hem, den Sheik en Arabier, onmogelijk koel toeschouwer te
blijven, en later den onhandige met een scherpe vermaning weg te zenden,
zooals een Westerling allicht zou gedaan hebben,--hij moest zijn woede
openlijk lucht geven.
Nog voordat de Sheik van zijne drift bekomen was, hadden een dozijn
handen de paarden bij 't gebit gegrepen en tot staan gebracht. Thans
verscheen de tiende wagen in de renbaan. In afwijking van de andere
waren hier menner, wagen en paarden geheel uitgedost zooals zij op den
dag van den wedstrijd in den circus zouden verschijnen.
Daar de Romeinschen strijdwagens algemeen bekend zijn behoeven wij ze
hier niet nader te beschrijven. De eerste mededingers waren stilzwijgend
ontvangen; toen deze laatste de baan inreed klapten verscheidene
toeschouwers in de handen en juichten hem luide toe, zoodat weldra de
algemeene aandacht op hem gevestigd was. De twee middelste paarden waren
zwart, de twee buitenste sneeuwwit. Hunne staarten waren op Romeinsche
manier kort gesneden, evenzoo hunne manen, die daarenboven met roode en
gele linten doorvlochten waren. De wagen zelf was een waar kunststuk.
Het schoone geheel trok ten zeerste Ben-Hurs aandacht, en de menner--wie
kon dat zijn? De toejuichingen deden vermoeden dat hij een aanzienlijk
persoon, misschien wel een vorst was. Men zal zich herinneren dat zelfs
de keizers Nero en Commodus gaarne deelnamen aan wedrennen. Ben-Hur
stond op en drong door tot de onderste rij, vlak bij de borstwering.
Nog een paar minuten en hij kreeg den wagenmenner vlak in 't gezicht.
Deze had een vriend naast zich, in de taal der klassieken een Myrtilus
geheeten, hetgeen mannen van aanzien, die aan wedrennen deelnamen,
geoorloofd was. Ben-Hur kon alleen den menner zien, recht overeind
staande in zijnen wagen, de teugels versche
|