--Gij hebt den vreemdeling een grooten dienst bewezen. Er is slechts een
God. In zijn heiligen naam dank ik u. Ik ben Balthasar de Egyptenaar. In
het groote Palmbosch, aan gene zijde van de Daphne gelegen, heeft Sheik
Ilderim de Edelmoedige zijn tenten opgeslagen. Wij zijn zijne gasten.
Bezoek ons daar. Gij zult ons zeer welkom zijn.
Ben-Hur boog eerbiedig voor den grijsaard en staarde vader en dochter
nog geruimen tijd na.
* * * * *
NEGENDE HOOFDSTUK.
PLANNEN VAN WRAAK.
In den regel is er geen zekerder middel om iemands tegenzin op te
wekken, dan uit te blinken waar hij zich laf gedroeg. Malluch maakte
hierop gelukkig een uitzondering. Wat hij gezien had deed Ben-Hur in
zijne achting rijzen. Moed en wellevendheid bezat hij ongetwijfeld. Kon
hij nu slechts een blik slaan in het verleden van den jongen man, dan
zou meester Simonides tevreden kunnen zijn over dien eersten dag.
Zooveel wist hij reeds; Ben-Hur was een Jood en de aangenomen zoon van
een Romein. Verder begreep de slimme man, dat er tusschen Messala en den
zoon van den duumvir iets was. Maar wat? Hoe kon hij achter de waarheid
komen?
In deze moeilijkheid kwam Ben-Hur zelf hem te hulp. Hij legde de hand op
Malluchs arm en voerde hem met zich uit het gedrang der menigte, die
zich weer om den priester en de bron verzameld had.
--Goede Malluch, zeide hij, mag een man zijne moeder vergeten?
Op die vraag was Malluch allerminst voorbereid. Hij keek Ben-Hur aan, om
te zien wat hij bedoelde. Hij zag niets dan een gloeiende plek op iedere
wang en onderdrukte tranen in de sombere oogen. Beslist antwoordde hij:
Neen; nooit. Als hij een Israeliet is, nooit! Mijn eerste les in de
synagoge was het gezegde van den zoon van Sirach: Eer uwen vader met uw
gansche ziel en vergeet nooit wat gij uwe moeder gekost hebt.
Ben-Hurs oogen fonkelden.
--Die woorden, Malluch, roepen mijne jeugd in mijne herinnering terug,
en bewijzen dat gij een echte Jood zijt. Ik geloof dat ik u vertrouwen
kan.
Hij liet Malluchs arm los en drukte de hand op zijn hart, alsof hij pijn
gevoelde. Mijn vader, zeide hij, was een man van aanzien, met eere
bekend in Jeruzalem, waar hij woonde. Mijne moeder was bij zijn dood in
de kracht van haar leven. Woorden kunnen niet uitdrukken hoe goed en hoe
schoon zij was. Iedereen roemde haar om de goede werken, die zij deed.
Een vriendelijke toekomst lachte ons tegen. Ik had een jongere zuster,
en wij
|