n ... leven....
Hij tuurde naar de zoldering en liet zijn hoofd ten geheele overhangen,
op de leuning van zijn stoel. Goedele voelde dat zij hem naderen kon met
het gansche droeve huis van ginder....
--Daar zijn t'onzent leege plaatsen om de tafel, Romaan. Moeder wordt
zwak. Moeder vraagt naar u. Ze heeft geweend dezen morgen.
Hij wipte meteen rechte en stond midden de keuken heel verwilderd naar
Goedele te zien. Hij stiet haar ruw aan tegen het aangezicht, met zijne
blikken. Hij boog zich over haar, benauwd fluisterend:
--Wie heeft u hier gezonden?
Hij merkte dadelijk hoe bang zijzelve werd en hij week, op een ende
uitberstend met schrikkelijke woede. Zijne armen zwaaiden toornig
ommentweer en dieper zakten de rimpels in zijn voorhoofd. Hij riep:
--Wie? Wat komt ge hier praten van iemand ... die onze moeder is? Moet
ge mij komen aantasten, als ik nu lam lig, en denkt ge dat ik niet meer
tegenstribbelen kan? Ho! Ho! Ho! Het kind is bijna dood.... Ze naderen!
Ze naderen!
Goedele zat verplet en met pijnlijke angstigheid blikte ze op naar heur
broeder.
Hij rok zijn mond open om al zijn haat in vierkante brokken neer te
gooien.
--Ze hebben mij in mijne zoete droomen getroffen. Ze hebben mijne liefde
bezoedeld, bemorst, beslijkt.... Hee! Hee! Ze hebben mijne jeugd
berimpeld en mijne herte vergald!... Wacht even! Laat me woorden vinden
... laat me zoeken ... Wacht!
Hij slikte moeielijk het speeksel in, dat zijn tong belemmerde.
--Maar waar was moeder, als ik Madeleen en tante geen eten meer kon
geven? En als Wiezeken er dan nog bij kwam? En als Wiezeken dan nog ziek
werd? Moeder keek niet omme.... Nu, nu, binstdat het kind sterft, komt
er versche hoop! Willen we nu de slonse laten zitten? Het kind is dood.
Het kind is vergeten. Willen we nu naar huis gaan en ons' moeder gaan
kussen?
Zijn stemme zonk, werd heesch en moe, en zijne oogen doofden weg in
natheid.
--Gij weet niet Goedele, wat er al gebeurd is. Gij weet niet hoe moeder
Madeleen wou omkoopen, hoe ze haar vervolgd heeft zonder ruste. Ik heb
naamlooze brieven ontvangen.... Ik durf u alles niet zeggen. Moeder is
een misdadige. Nu stuurt ze u tot mij ... u, die 'k buiten en boven
alles stelde, naast mijne vrouw. Luister--ze zal voort alles aanwenden,
alles, alles.... Ze zal huichelen, ze zal weenen.... Ge hebt gezegd dat
ze geweend had!
Goedele snikte. Hij lei zijne hand op haren schouder en sprak nu zonder
drift, met een droeve zachtheid
|