e baron von Zerclaere, een
mager, nietig, blond mannetje met een vrij onbeduidend uiterlijk,
aanwezig waren.
De barones gedroeg zich, naar Hedwig voorkwam, nog statiger dan toen zij
haar voor het eerst zag. Zij raakte Hedwig's hand even aan met hare
vingertoppen, stelde haar als ter loops voor aan den heer von Zerclaere,
liet haar blik glijden over Hedwig's kleeding en zei:
"We hebben nog naar u uitgekeken aan het station, maar de volte belette
ons u te vinden; daarom zond ik u later het rijtuig maar. Ook van
ochtend in Londen hebben wij elkaar gemist. U hebt een goede reis gehad,
hoop ik?"
"Het gaat wel, dank u," antwoordde Hedwig kortaf, onder den indruk van
de koele ontvangst. Toen snel, omdat ze zag dat de barones weer naar het
gekreukelde japonnetje keek:
"Ik ben zeeziek geweest en van ochtend ging alles wat haastig; daarom
zie ik er...."
"O ja, juist, juist," viel de barones in met een gebiedend gebaar van
haar hand, alsof zij zeggen wilde: "Spaar mij verdere bizonderheden".
"Als u nu maar naar boven gaan wilt, dan zal men u uwe kamer wijzen en u
daar uw _supper_ en wat thee brengen."
Zij schelde en een keurig gekleede jonge vrouw--"heelemaal een dame",
vond Hedwig--verscheen; zij was de kamenier der barones.
Juist wilde Hedwig haar de kamer uit volgen, toen de baron, die zich
onledig hield met door het vertrek heen en weer te loopen, toevallig
zijn voet zette op een lus van het vastgespelde boorband van haar japon,
dat daardoor nog een heel eind verder afscheurde.
"O pardon, pardon," riep hij uit, onthutst naar zijne vrouw kijkend,
maar deze, die de spelden ontdekt had, zei alleen koud: "U zult
verstandig doen, Fraeulein, met u spoedig te verkleeden," en keerde
Hedwig toen den rug toe. Hedwig was blij, toen zij de kamer weer uit
was. Onder diep stilzwijgen ging de deftige kamenier haar nu voor naar
een hoogere verdieping. Hedwig zag wel hoe zij haar op het portaal met
een trotsch toegeknepen mondje, van het hoofd tot de voeten op nam, maar
ze liet er zich niet door uit het veld slaan. Zij _zag_ er ook werkelijk
niet netjes uit, moest zij bekennen ... maar o, ze was ook zoo moe en
... het juffertje naast haar had zeker wel gemakkelijker reis gehad dan
zij!
Ze had zich de ontvangst hartelijker en prettiger voorgesteld, maar als
zij maar eenmaal gewend was, zou alles zeker goed gaan. Het was nu ook
nog zoo vreemd....
Daar werd aan het eind van het portaal een deur met een ruk geopend en
een b
|