heeft ook een verzameling, Claerchen; dat zul jij zeker heel
merkwaardig vinden. Zij is een verzameling begonnen van ... raad eens
wat? Van portretjes van kleine kinderen. Ze vindt het zoo vreeselijk
jammer dat zij geen broertjes of zusjes heeft en soms zet ze de
portretjes op een rij en vraagt mij, wie _ik_ van die kindertjes 't
liefst vind en graag als broertje of zusje zou willen hebben. Zij speelt
ook dolgraag met hare poppen, maar heel veel tijd heeft ze daarvoor
niet; ze moet zooveel leeren, eigenlijk zelfs als ze speelt.
Waar ze maar kan, vraagt ze tegenwoordig om kinderportretjes; laatst
zelfs toen wij aan het wandelen waren bij _Holyrood_ ... maar daar kom
ik straks wel op terug, ik moet u nu toch allereerst nog eens weer
vertellen hoe prachtig mooi het hier is. Men zegt dat het in Schotland
over het algemeen heel veel regent; ik heb tot nu toe bijna aldoor mooi
weer gehad en op de wandelingen of ritjes met Tieka erg genoten. Op onze
korte ochtendwandeling bekijken wij geregeld even in de fraaie _gardens_
van _Princes' street_ het beroemde standbeeld van Walter Scott, waarover
ik u reeds vroeger heb geschreven. Claerchen herinnert zich zeker wel dat
ik haar, toen ze verkouden te bed lag, eens een stuk uit Ivanhoe heb
voorgelezen? Tieka kent nog geen boeken van Scott natuurlijk, maar zij
stelt toch veel belang in hem en iederen dag, als we bij het standbeeld
ons bankje opzoeken, vertel ik haar iets uit het leven van den grooten
schrijver; ik lees daarover dan den vorigen avond wat na.
O, het standbeeld is zoo mooi! Walter Scott zit daar met zijn
lievelingshond Maida--een prachtig dier--naast zich en er ligt een
eigenaardige, humoristische uitdrukking om zijn mond, die het gezicht
bizonder aantrekkelijk voor mij maakt. Altijd weer vind ik het prettig
ernaar te kijken; hij wordt mij langzamerhand als een oude bekende
en--ja, lacht mij maar uit!--ik begin het gezicht lief te krijgen; het
is of het mij veel te zeggen heeft en mij moed inspreekt.
Over het oude kasteel tegenover _Princes' street_ en het heerlijke
uitzicht, dat men vandaar over de stad heeft, heb ik u in mijn vorigen
brief al geschreven; ik moet u nu vertellen van onzen tocht naar
_Holyrood_, het oude paleis der Schotsche koningen, waar de barones met
Tieka en mij voor een paar dagen heengereden is.
Tieka was uitgelaten dien dag, "onbehoorlijk opgewonden," zei haar
moeder.
_Ik_ vond het, eerlijk gezegd, een genot haar telkens zoo frisch te
h
|