ad. Ze boog zich
voorover en keek scherp rond of zij op den grond tusschen de voeten en
neerhangende kleeren der andere reizigers ook iets zag blinken; tot haar
groote teleurstelling vond zij echter niets. Zij schudde haar
portemonnaie uit op haar schoot, misschien was het tien-shillingsstukje
in een hoekje achter gebleven, hoopte ze, toen het andere geld op den
grond viel,--maar zij zag zich bedrogen in die hoop.
Ze ging heel rechtop zitten met het vaste voornemen nu maar niet meer
aan dat ongelukkige goudstukje te denken, toen zij opeens iemand in haar
nabijheid in mooi, duidelijk Engelsch hoorde zeggen:
"Mag ik u dit misschien aanbieden?"
Opkijkend zag zij het vriendelijke gezicht van een heer, die tegenover
haar zat, maar zoo ver in zijn hoekje gedoken was geweest dat zij hem
nauwelijks had opgemerkt.
"Dit" was ... het verloren geldstukje en zij nam het gretig van hem aan.
"_Thank you_," zei ze, dubbel blij omdat zij zoo goed begrijpen kon wat
hij zeide.
"Ik had het al opgeraapt voordat u het mistte," zei hij vroolijk. "Het
was niet beleefd van mij het u niet terstond ter hand te stellen, maar
om de waarheid te zeggen, had ik plezier in uw verlegenheid. U bent een
Duitsche, niet waar? Mag ik vragen of u wellicht ook naar York gaat?
Mijn oudste dochtertje is daar op kostschool en ik ga haar bezoeken. Ik
dacht ... het was maar een inval natuurlijk, dat u misschien een
aanstaande medeleerlinge van haar zoudt kunnen zijn. Er zijn daar meer
Duitsche meisjes."
Hedwig voelde snel naar haar kapsel. Ja, het haar was nog wel
opgestoken. Hoe akelig dat zij er nu toch weer zoo lastig jong uitzag!
"Neen" zei ze bedeesd, "ik ga niet naar York, ik ben op weg naar
Edinburg."
"Och, dat spijt me."
"Ik ben niet rijk," zei Hedwig met een vaag besef dat zij hem niet in
den waan mocht laten als zouden zijn dochter en zij in gelijke
omstandigheden verkeeren. "Ik ga in betrekking als gouvernante." Het
kwam er zoo eenvoudig en bedaard mogelijk uit, haast alsof zij reeds
jaren als gouvernante was werkzaam geweest, toch keek de heer tegenover
haar heel vreemd op en de dikke heereboer liet zich ontvallen: "_Well, I
never...!_"
Hedwig voelde zich min of meer in haar eer getast. "Ik vind het heel
prettig," zei ze met nadruk.
"Daar ben ik blij om," zei de heer tegenover haar, "maar ... leven uwe
ouders nog?"
"Mijn moeder leeft nog," zei Hedwig zacht.
De vreemde heer vroeg niet verder en Hedwig zweeg thans ook liever
|