Claerchen. Hedwig zou toch immers
dadelijk weer thuis komen, als deze werkkring haar niet beviel? Er zou
dan zeker wel wat anders voor haar te vinden wezen en zij was nog zoo
heel jong....
Maar Hedwig twijfelde er geen oogenblik aan of alles zou heel goed en
prettig gaan. Zij had lust in het werk en verlangde te beginnen en het
was met een opgewekt gezicht en een moedig hart dat ze Maandags afscheid
van Anna Schaub nam en haar plaatsje op de boot naar Londen veroverde.
Anna had haar een grooten koffer afgestaan, "een echt ouderwetsche
Duitsche reiskist, een huis haast," zooals Hedwig lachend beweerde. Zij
hadden allerlei inkoopen gedaan en Hedwig voelde zich heel rijk met een
paar nieuwe blouses en een sterken, serge rok. De koffer was ten slotte
nog geheel vol geworden, wat Anna triomfantelijk had doen uitroepen:
"Zie je wel dat hij niet te groot is? Het maakt ook dadelijk veel beter
indruk, als je met een flink stuk bagage komt," en Hedwig was haar
dankbaar geweest voor hare goede zorgen en had meer dan eens gezegd:
"Ik stuur je later terug wat je voor me betaald hebt, hoor; reken daar
vast op."
Nu was het afscheid achter den rug en lag ze languit op de bank in de
dameskajuit van de boot, die haar naar Londen zou brengen. Het was
donker, druilerig weer en zij had geen neiging gevoeld lang op het dek
te blijven, waar de fijne motregen haar huiveren deed. Anna had haar
taschje gevuld met "allerlei, waarin je zeker wel trek krijgen zult," en
soms betastte zij het eens even; het was haar net of Anna daardoor weer
wat dichter in haar nabijheid was. Zij had nog in 't geheel geen
"trek", maar ze moest herhaaldelijk aan Anna en hare trouwe liefde
denken. Het was toch wel eenzaam nu, vond ze. Zij sloot de oogen en
bewoog zich niet; ze wou zorgen dat ze spoedig in slaap kwam, maar
telkens weer zag zij Anna Schaub voor zich en haar moeder en
Claerchen....
Langzamerhand viel zij in een lichte sluimering. Ze was echter weinig
verkwikt, toen ze 's ochtends vroeg klaar wakker werd en kreunend keerde
zij zich af, toen de hofmeesteres iets tot haar zeide. Ook later op den
dag voelde zij volstrekt geen verlangen om op te staan; haar hoofd
klopte en ze was heel vermoeid. "Nu ben ik dus zeker zeeziek", dacht ze.
Zij was nog nooit op zee geweest en had wel eens gezegd dat zij graag
zou weten hoe dat was: zeeziek zijn. Nu wist zij het dan!
Tegen den avond werd zij beter en kon zij zelfs met smaak wat gebruiken
en vrij vroeg vie
|