nis moest ingeven. Er is geen deugd, zegt Gerson, die in deze
ellendige tijden van het schisma meer uit het oog wordt verloren dan de
Discretio. [661]
Was reeds voor Jean Gerson het dogmatische criterium niet meer het
eenige, dat den doorslag gaf ter onderscheiding van ware en valsche
vroomheid, des te eer vallen voor ons de typen van godsdienstige
aandoening niet meer samen volgens de lijnen van hun orthodoxie of
ketterij, maar volgens hun psychologischen aard. Ook het volk van den
tijd zelf zag de dogmatische lijnen niet. Het hoorde den ketterschen
broer Thomas met evenveel stichting als den heiligen Vincent Ferrer, het
schold de heilige Colette en haar volgelingen voor Begarden en
hypocriten. [662]--Colette vertoont al de eigenschappen van wat James
den theopathischen toestand noemt, [663] wortelend op een bodem van de
pijnlijkste overgevoeligheid. Zij kan geen vuur zien of den gloed ervan
verdragen, behalve kaarsen. Zij is ontzettend bang voor vliegen,
slakken, mieren, voor stank en onreinheid. Zij heeft denzelfden rabiden
afschuw van de sexualiteit, die later de heilige Aloysius Gonzaga
vertoont, zoodat zij enkel maagden in haar congregatie wil hebben, niet
houdt van getrouwde heiligen en het betreurt, dat haar moeder met haar
vader in tweede huwelijk was getrouwd. [664] Deze hartstocht voor de
zuiverste maagdelijkheid werd door de Kerk nog altijd als stichtelijk en
navolgenswaard geprezen. Hij was ongevaarlijk, zoolang hij beleden werd
in den vorm van een persoonlijk afgrijzen van al het sexueele. Doch
datzelfde sentiment werd in een anderen vorm gevaarlijk voor de Kerk en
bij gevolg voor den persoon, die het beleed: wanneer deze namelijk niet
meer als de slak de horens introk, maar de toepassing van die zucht naar
kuischheid wilde zien op het kerkelijk en maatschappelijk leven der
anderen. Steeds weer, als het streven naar die zuiverheid revolutionaire
vormen aannam, heeft de Kerk het moeten verloochenen, omdat zij wist,
dat het onuitvoerbaar was. Jean de Varennes boette die consequentie in
een ellendigen kerker, waar de aartsbisschop van Reims hem had doen
opsluiten. Deze Jean de Varennes was een geleerd theoloog en befaamd
prediker, die aan het pauselijk hof te Avignon als kapelaan van den
jeugdigen kardinaal van Luxemburg zelf beschikt scheen voor een myter of
kardinaalshoed, toen hij plotseling van al zijn beneficien afstand deed
behalve een kanunnikschap van Notre Dame te Reims, zijn staat opgaf, en
uit Avi
|