ere. "Anna," vroeg zij
plotseling heel ernstig, "wil jij me helpen om een goede betrekking te
vinden?"
"Mijn lief kind...."
"We zijn heel, heel arm, zie-je, _veel_ armer nog dan verleden jaar en
wij kunnen zoo niet voortleven. Ik moet flink aan het werk gaan en geld
verdienen; als ik dan van tijd tot tijd wat naar huis stuur, kunnen
moeder en Claerchen blijven wonen waar zij nu zijn...."
"Vindt mevrouw dat goed?"
"Ik ben weggegaan ... heel vroeg van ochtend, ik heb moeder niet meer
gezien," zei Hedwig ontwijkend en met een kleur. "Zij zou mij misschien
niet hebben laten gaan, maar als ik iets goeds vind, zal zij natuurlijk
heel blij zijn. Ik heb een briefje achtergelaten om te vertellen wat ik
ging doen. O Anna, het _moet_ gebeuren; zoo gaat het niet langer! Help
mij toch! Hier in dit groote Hamburg, waar iedereen het zoo druk heeft,
zal toch ook voor mij wel iets te vinden zijn, een betrekking als
gouvernante of kinderjuffrouw of iets dergelijks. Ik zal erg mijn best
doen dat men tevreden over mij kan wezen en ik ben zoo sterk en ... en
niet zoo heel dom...."
Hare oogen glimlachten weer bij de laatste woorden, haar geheele
gezichtje gloeide van opwinding.
Anna schudde even het hoofd. "Je bent pas vijftien jaar," zei ze.
"Maar ik zie er ouder uit!" riep Hedwig en toen Anna weer het hoofd
schudde: "Ja, ja, ik zie er veel ouder uit, heusch, als ik maar wil!
Vanochtend in de haast kon ik het niet zoo gauw goed krijgen, maar kijk
eens!"
Ze wierp haar hoed af, haalde een pakje haarspelden uit haar taschje,
legde de blonde vlecht weer om het hoofd en stak haar vast en trachtte
een streng gezicht te zetten.
"Zou je nu ooit denken dat ik pas vijftien was, als je 't niet wist?"
"Ik ... weet het niet zeker," zei Anna eerlijk. "Maar je bent toch in
ieder geval veel te jong om in betrekking te gaan."
"Neen, neen, daar vergis je je mee; gerust, daar vergis je je mee," zei
Hedwig zeer beslist. Toen overredend: "En het _moet_ ook wezenlijk
gebeuren, Anna, het is _heel_ noodzakelijk; wij zijn zoo arm, zoo
verschrikkelijk arm! En als ik misschien iets bij kinderen kon krijgen,
ik houd zooveel van kinderen, ik zou het heerlijk vinden...."
"Ja, je waart ten minste als klein meisje ook altijd even engelachtig
voor Claerchen," zei Anna met vuur.
"Engelachtig? Ik!" Hedwig lachte vroolijk. "Neen Annalief, nu vergis je
je al weer. Dat ben ik nooit geweest. Maar weet je wat? Wees jij nu eens
wel engelachtig voor mi
|