d is, om naar school te
gaan. [636] Hij is een stotteraar: "Taterbek" scheldt hem een duivel,
dien hij uitdrijven wil. Hij ziet de kamer van de stervende vrouwe van
Vlodrop vol duivelen; zij slaan hem den stok uit de hand. Niemand heeft
de vreeselijke benauwing der "vier utersten" zoo ondergaan als hij; de
hevige aanval der duivelen bij het sterven zijn een herhaald onderwerp
van zijn preeken. Hij verkeert voortdurend met afgestorvenen. Of hem
dikwijls geesten van afgestorvenen verschijnen, vraagt hem een broeder.
O, honderden en honderden malen, antwoordt hij. Hij herkent zijn vader
in het vagevuur en verwerft diens bevrijding. Zijn verschijningen,
openbaringen en gezichten vervullen hem zonder ophouden, maar hij
spreekt er niet dan met tegenzin van. Hij schaamt zich voor de ekstasen,
die hem door allerlei uiterlijke aanleidingen geworden: vooral door
muziek, soms te midden van een adellijk gezelschap, dat naar zijn
wijsheid en vermaningen luistert. Onder de eernamen der groote theologen
is de zijne die van Doctor ecstaticus.
Men meene niet, dat een groote figuur als Dionysius de Kartuizer aan de
verdenking en spot ontkwam, die den zonderlingen wonderman van Lodewijk
XI troffen; ook hij heeft voortdurend te kampen met den smaad en de
verguizing der wereld. De geest der vijftiende eeuw staat in een wankel
evenwicht tegenover de opperste uitingen van het middeleeuwsch geloof.
NOTEN:
[580] Monstrelet, IV p. 304.
[581] Bernh. v. Siena, Opera, I p. 100 bij Hefele l.c. p. 36.
[582] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 157; Les quinze joyes de
mariage, p. 111, 215.
[583] Molinet, Faictz et dictz, f. 188vso.
[584] Journal d'un bourgeois, p. 336, vgl. p. 242 no. 514.
[585] Ghillebert de Lannoy, Oeuvres, ed. Ch. Potvin, Louvain, 1878,
p. 163.
[586] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 101.
[587] Le Jouvencel, II p. 107.
[588] Songe du viel pelerin, bij Jorga, Phil. de Mezieres. p. 423(6).
[589] Journal d'un bourgeois, p. 214, 289(2).
[590] Gerson, Opera, I p. 206.
[591] Jorga, Phil. de Mezieres, p. 506.
[592] W. Moll, Johannes Brugman, II p. 125.
[593] Chastellain, IV p. 263/5.
[594] Chastellain, II p. 300; VII p. 222. Jean Germain, Liber de
Virtutibus, p. 10 (de hier vermelde minder strenge vastenpraktijk kan op
een anderen tijd slaan); Jean Jouffroy, De Philippo duce oratio (Chron.
rel. a l'hist. de Belg. sous la dom. des ducs de Bourg. III) p. 118.
[595] La Marche, II p. 40.
[59
|