dom Metz,
daarna het kardinaalschap. Nog geen achttien jaar oud, sterft hij in
1387, en terstond wordt te Avignon moeite gedaan voor zijn canonizatie.
De gewichtigste autoriteiten worden er voor gespannen: de koning van
Frankrijk doet er het verzoek toe, het wordt gesteund door het
domkapittel van Parijs en de Universiteit. In het proces, dat in 1389
plaats heeft, treden de grootste heeren van Frankrijk als getuigen op:
Pierre's broeder Andre de Luxembourg, Louis de Bourbon, Enguerrand de
Coucy. Door de nalatigheid van den Avignonschen paus bleef weliswaar de
heiligverklaring achterwege (in 1527 had de zaligverklaring plaats),
maar de vereering, die het aanzoek kon rechtvaardigen, was reeds lang
erkend, en ging ongestoord voort. Op de plek te Avignon, waar het
lichaam van Pieter van Luxemburg begraven lag, en vanwaar dagelijks de
treffendste wonderen werden gemeld, stichtte de koning een klooster
der Celestijnen, in navolging van dat te Parijs, in die dagen het
geliefkoosde heiligdom der vorstelijke kringen. De hertogen van Orleans,
Berry en Bourgondie kwamen er voor den koning den eersten steen leggen.
[609] Pierre Salmon vertelt, hoe hij eenige jaren later in de kapel van
den heilige de mis hoorde. [610]
Het beeld, dat de getuigen in het canonizatieproces van dezen
vroeggestorven prinselijken asceet geven, heeft iets jammerlijks. Pieter
van Luxemburg is een uit zijn kracht gegroeide, teringachtige jongen,
die als kind reeds niet anders kent dan den ernst van een angstvallig
streng geloof. Hij berispt zijn broertje, als deze lacht, want men leest
wel, dat onze Heer geweend heeft, maar niet, dat hij ooit gelachen
heeft. "Douls, courtois et debonnaire--noemt Froissart hem--vierge de
son corps, moult large aumosnier. Le plus du jour et de la nuit il
estoit en oroisons. En toute sa vye il n'y ot fors humilite." [611] In
den beginne tracht zijn adellijke omgeving hem van zijn plannen van
wereldverzaking af te brengen. Wanneer hij ervan spreekt, om te gaan
zwerven en prediken, krijgt hij ten antwoord: je bent veel te lang;
iedereen zou je terstond herkennen. En je zoudt niet tegen de kou
kunnen. En preeken voor den kruistocht, hoe zou je dat kunnen?--Een
oogenblik is het, alsof wij even den ondergrond van dien kleinen starren
geest zien. "Je vois bien--zegt Pieter--qu'on me veut faire venir de
bonne voye a la malvaise: certes, certes, si je m'y mets, je feray tant
que tout le monde parlera de moy."--Heer, antwoordt meester
|