n Rijkdom, Mildheid, Vrijmoedigheid (Franchise), Hoofschheid
(Courtoisie) en Jeugd deelen. Terwijl de dichter bij de Narcissusfontein
verzonken is in bewondering van den rozeknop, die hij daar ontwaart,
schiet de Liefdegod hem met zijn pijlen: Beaute, Simplesse, Courtoisie,
Compagnie en Beau-Semblant. De dichter verklaart zich Liefde's dienstman
(homme lige), Amour sluit hem het hart met een sleutel, en ontvouwt hem
liefde's geboden, liefde's kwaden (maux) en haar goed (biens).
Esperance, Doux-Penser, Doux-Parler, Doux-Regard heeten de laatste.
Bel-Accueil, de zoon van Courtoisie, noodt hem tot de rozen, maar dan
komen de bewakers van de roos: Danger, Male-Bouche, Peur en Honte, en
verdrijven hem. Nu begint de verwikkeling. Raison daalt van haar hoogen
toren, om den minnaar te belezen, Ami troost hem, Venus spant haar
kunsten tegen Chastete, Franchise en Pitie brengen hem naar Bel-Accueil
terug, die hem toestaat, de roos te kussen. Maar Male-Bouche vertelt
het, Jalousie komt aanloopen, en nu wordt om de rozen een sterke muur
gebouwd. Bel-Accueil wordt in een toren opgesloten. Danger en zijn
gezellen bewaken de poorten. Met een klacht van den minnaar eindigde het
werk van Guillaume de Lorris.
Toen is Jean de Meun gekomen, vrij wat later waarschijnlijk, en heeft
het voortgezet met een veel omvangrijker vervolg en slot. Het verder
verloop van de handeling, de aanval en vermeestering van het kasteel der
rozen door Amour met al zijn bondgenooten, de hoofsche deugden, maar ook
Bien Celer, Faux-Semblant, verdrinkt bijna in den vloed van uitweidingen,
beschouwingen, verhalen, waarmee de tweede dichter het werk tot een ware
encyclopaedie heeft gemaakt. Maar wat vooral van gewicht is: hier sprak
een geest, zoo onbevangen, zoo sceptisch-koel en cynisch-wreed, als de
Middeleeuwen zelden hebben opgeleverd, daarbij een hanteerder der
Fransche taal als weinigen. De naieve, lichte idealiteit van Guillaume
de Lorris werd overschaduwd door den ontkennenden geest van Jean de
Meun, die niet aan spoken en toovenaars en ook niet aan trouwe liefde en
vrouwelijke eerbaarheid geloofde, die voor pathologische problemen oog
had, die aan Venus, Nature en Genius de stoutste verdediging van
zinnelijken levensdrang in den mond legde.
Wanneer Amor vreest, met zijn leger de nederlaag te zullen lijden, zendt
hij Franchise en Doux-Regard naar Venus, zijn moeder, die aan den oproep
gehoor geeft, en op haar duivenwagen te hulp komt. Als Amor haar den
|