moeder wijst. [369]
Als bron van litteratuur en cultuur moest het gansche epithalamische
genre met al zijn uitloopers en vertakkingen steeds op de tweede plaats
blijven. Het heeft tot thema de uiterste en volledige bevrediging zelve,
het is directe erotiek. Maar datgene, wat tot levensvorm en
levensversiering dienen kan, is de indirecte erotiek, die tot thema
heeft de mogelijkheid der bevrediging, de belofte, het verlangen, het
ontberen, de nadering van het geluk. Hier wordt de opperste bevrediging
verschoven in het onuitgesprokene, omhuld met al de lichte sluiers der
verwachting. De indirecte erotiek is daardoor alleen reeds van veel
langer adem, bedekt een veel wijder levensveld. En zij kent de liefde
niet alleen en majeur of met het lachende masker, maar is ook in staat,
de smarten der liefde te verwerken tot schoonheid, en heeft daardoor
een oneindig hooger levenswaarde. Zij kan in zich opnemen de ethische
elementen van de trouw, den moed, de edele zachtmoedigheid, en zich
zoodoende verbinden met andere strevingen naar het ideale dan naar dat
der liefde alleen.
Geheel in overeenstemming met den algemeenen geest der latere
Middeleeuwen, die al het denken tot het uitvoerigste wilde verbeelden en
in systeem brengen, had nu de _Roman de la rose_ aan de gansche erotische
cultuur een vorm gegeven, zoo bont, zoo wel-sluitend en zoo rijk, dat
hij was als een schat van profane liturgie, leer en legende. En juist
het tweeslachtige van den _Roman de la rose_, werk van twee dichters van
geheel verschillenden aard en opvatting, maakte hem nog bruikbaarder als
bijbelboek der erotische cultuur: men vond er teksten in voor verschillend
gebruik.
Guillaume de Lorris, de eerste dichter, had nog het oude hoofsche ideaal
gehuldigd. Van hem was de bekorende opzet en de blijde, zoete verbeelding
van het onderwerp. Het is het steeds gebruikte thema van een droom. De
dichter ziet zich vroeg in een meimorgen uitgegaan, om den nachtegaal en
den leeuwerik te hooren. Zijn pad brengt hem langs een rivier tot den
muur van den geheimzinnigen tuin der liefde. Op dien muur ziet hij de
beeltenissen geschilderd van Haat, Verraad, Dorperheid, Hebzucht,
Gierigheid, Nijd, Droefgeestigheid, Ouderdom, Kwezelarij (Papelardie) en
Armoede: de anti-hoofsche eigenschappen. Maar Dame Oiseuse (Ledigheid),
de vriendin van Deduit (Vermaak), opent hem de poort. Daarbinnen leidt
Liesse (Blijheid) den dans. De Liefdegod danst er met Schoonheid in de
rei, waari
|