n dichter niet weggelegd, en bij gebrek aan verdere
lotgevallen, vult hij de tweede helft van zijn boek met eindelooze
verhalen uit de mythologie. Tenslotte bericht zij hem, dat hun
verhouding een einde moet nemen, blijkbaar wegens haar huwelijk. Maar
hij besluit, haar altijd te blijven liefhebben en vereeren, en na hun
beider dood zal zijn geest aan God verzoeken, om haar ziel in glorie nog
te blijven noemen: Toute-belle. [396]
Zoowel voor de zeden als voor de sentimenten leert ons _Le Voir-Dit_
meer dan de meeste liefdeslitteratuur van den tijd. Vooreerst de
buitengewone vrijheid, die zich dit jonge meisje veroorloven kon, zonder
aanstoot te geven. Dan de naieve onverstoorbaarheid, waarmee alles, tot
het intiemste, zich afspeelt in tegenwoordigheid van anderen, 't zij de
schoonzuster, de kamenier of den secretaris. Bij het samenzijn onder den
kerseboom verzint deze laatste zelfs een bevallige list: terwijl zij
sluimert, legt hij een groen blad op Peronnelle's mond, en zegt tot
Machaut, dat hij dat blad moet kussen. Als deze het eindelijk waagt,
trekt de secretaris het blad weg, zoodat hij even haar mond aanraakt.
[397] Even opmerkelijk is het samengaan van liefdes- en godsdienstplichten.
Het feit, dat Machaut als kanunnik van de kerk van Reims tot den
geestelijken stand behoorde, moet niet al te zwaar worden opgevat. De
lagere wijdingen, die voor het kanunnikschap voldoende waren, brachten
in dien tijd den eisch van het coelibaat niet gebiedend mede. Ook
Petrarca was kanunnik. Dat een bedevaart gekozen wordt, om elkaar te
ontmoeten, is ook niets buitengewoons. De bedevaarten waren zeer in trek
voor liefdesavonturen. Maar de pelgrimage wordt desondanks met ernst
verricht, "tres devotement." [398] Bij een vorig samenzijn hooren zij
samen de mis, hij achter haar gezeten:
"... Quant on dist: Agnus dei,
Foy que je doy a Saint Crepais,
Doucement me donna la pais,
Entre deux pilers du moustier (kerk).
Et j'en avoie bien mestier,
Car mes cuers amoureus estoit
Troubles, quant si tost se partoit." [399]
De paix was het bordje, dat rondging om gekust te worden ter vervanging
van den vredeskus van mond tot mond. [400] Hier is natuurlijk de
bedoeling, dat Peronnelle hem haar eigen lippen bood. Hij wacht haar in
den tuin onder het zeggen van zijn getijden. Bij het aangaan van een
novene (een negendaagsche verrichting van bepaalde gebeden) doet hij,
als hij de kerk binnentreedt, binnensmonds de ge
|