Vrouwenkerk te Melun als diptiek vereenigd met het luik, dat den
stichter Etienne Chevalier, tresorier des konings, met den heiligen
Stephanus vertoont, thans te Berlijn. Een oude traditie, in de 17e eeuw
door den oudheidkundige Denis Godefroy opgeteekend, wil, dat de Madonna
de trekken van Agnes Sorel weergeeft, de koninklijke maitresse, voor wie
Chevalier zijn hartstocht niet verborg. Het is inderdaad, bij al de
groote hoedanigheden der schildering, een modepop, die wij voor ons
zien, met het gebombeerde kaalgeschoren voorhoofd, de wijd
uiteenstaande, kogelronde borsten, het hooge dunne middel. De bizarrerie
van de hermetische gelaatsuitdrukking, de stijve roode en blauwe
engelen, alles werkt mee, om aan het schilderij een waas van decadente
goddeloosheid te geven, waarbij de forsche, slichte voorstelling van den
stichter en zijn heilige op het andere luik wonderlijk afsteekt.
Godefroy zag op het blauw fluweel eener breede lijst de naamletter E in
parelen, telkens verbonden door liefdestrikken (lacs d'amour) uit goud-
en zilverdraad. [499] Ligt in het geheel niet een blasphemische
vrijmoedigheid met het heilige, die door geen Renaissance-geest te
overtreffen was?
De oneerbiedigheid van het dagelijksche kerkelijk leven was schier
zonder grenzen. Men beweert, dat bij de missen, op wereldlijke thema's
gecomponeerd, in den dienst zelfs de teksten dier profane liederen:
_baisez-moi, rouges nez_, tusschen den liturgischen tekst door werden
gezongen. [500] David van Bourgondie, de bastaard van Philips den Goede,
houdt zijn intrede als bisschop van Utrecht te midden van een
krijgsgevolg van enkel edelen, waarmee zijn broeder de bastaard van
Bourgondie hem uit Amersfoort is komen afhalen. De nieuwe bisschop zelf
is geheel geharnast, alsof hij een veroverend wereldlijk vorst ware; zoo
rijdt hij naar den dom, en gaat er binnen in een processie met vanen en
kruisen, om voor het hoogaltaar te bidden. [501] Leg naast die
Bourgondische onbeschaamde hoovaardij de gemoedelijke onbeschaamdheid
van Rudolf Agricola's vader, den pastoor van Baflo, die op den dag, dat
hij tot abt van Selwert was gekozen, het bericht kreeg, dat hem uit zijn
bijzit een zoon geboren was, en zeide: "Heden ben ik tweemaal vader
geworden; moge Gods zegen er op rusten." [502]
De tijdgenooten beschouwen de toenemende oneerbiedigheid jegens de kerk
als een achteruitgang der zeden van den jongsten tijd.
"On souloit estre ou temps passe
En l'eglise be
|