[414] Deschamps, II p. 213. Lay de franchise; vgl. Chr. de Pisan, Le dit
de la Pastoure, Le Pastoralet, roi Rene, Regnault et Jehanneton, Martial
d'Auvergne, Vigilles du roi Charles VII, etc., etc.
[415] Deschamps, no. 923, vgl. XI p. 322.
[416] Villon, ed. Longnon, p. 83.
[417] Gerson, Opera, III p. 302.
[418] L'epistre au dieu d'amours, II p. 14.
[419] Quinze joyes de mariage, p. 222.
[420] Oeuvres poetiques, I p. 237, no. 26.
* * * * *
V
HET BEELD VAN DEN DOOD
Geen tijd heeft de doodsgedachte met zooveel nadruk voortdurend aan
allen opgedrongen als de vijftiende eeuw. Zonder ophouden klinkt door
het leven de roep van het memento mori. In zijn Levensrichtsnoer voor
den edelman vermaant Dionysius de Kartuizer: "En wanneer hij zich te bed
legt, bedenke hij, dat, gelijk hij nu zichzelven neerlegt in het bed,
spoedig zoo zijn lichaam door anderen in het graf zal worden gelegd."
[421] Het geloof had ook vroeger de bestendige gedachte aan den dood met
ernst ingeprent, doch de vrome tractaten der eerdere Middeleeuwen
bereikten enkel de toch reeds van de wereld gescheidenen. Eerst sedert
door de opkomst der bedelorden de volksprediking groot was geworden,
zwol die vermaning aan tot een dreigend koor, dat met fugatische
hevigheid door de wereld klonk. Tegen het laatst der Middeleeuwen voegde
zich bij het woord van den prediker de afbeelding voor allen, de
houtsnee in het bijzonder. Deze beide massale uitdrukkingsmiddelen, de
preek en de afbeelding, konden de doodsgedachte slechts weergeven in een
zeer eenvoudige, directe en levendige voorstelling, scherp en fel. Alles
wat de kloosterling van vroeger tijden over den dood gemediteerd had,
verdichtte zich nu tot een uiterst primitief, populair en lapidair
doodsbeeld, en in die gedaante wordt in woord en figuur de gedachte aan
de menigte voorgehouden. Dat doodsbeeld heeft uit het groote
gedachtencomplex, dat zich om het sterven weeft, eigenlijk slechts een
element kunnen opnemen: het besef der vergankelijkheid. Het is, alsof de
laat-middeleeuwsche geest den dood onder geen ander aspect heeft weten
te zien dan enkel dat der vergankelijkheid.
Drie thema's waren het, die de melodie leverden voor die nooit volzongen
klacht over het einde van alle aardsche heerlijkheid. Daar was vooreerst
het motief: waar zijn allen gebleven, die vroeger de wereld vulden met
hun heerlijkheid? Dan was er het motief van de huiverende aanscho
|