lapen,
Al sijt gij nu verstroyt."
Zelfs in den echten oorlog speelt men met de pastorale verbeelding. De
bombardes van Karel den Stoute voor Granson heeten "le berger et la
bergere". Wanneer de Franschen hoonend zeggen, dat de Vlamingen slechts
herders zijn en onbekwaam tot het krijgshandwerk, trekt Philips van
Ravestein met vierentwintig edelen te velde, uitgedost als herders, met
herdersstaf en broodkorfje. [413]
Evenals de trouwe ridderlijke liefde tegenover de opvattingen van den
_Roman de la rose_ de stof leverde tot een eleganten litterairen twist,
zoo werd ook het herdersideaal het onderwerp van zulk een strijd. Ook
hier proefde men de leugen te sterk op de tong, en moest men haar
bespotten. Hoe weinig geleek het hyperbolisch gekunstelde, overdadig
bonte leven van de laat-middeleeuwsche aristocratie op het ideaal van
eenvoud, vrijheid en zorgeloos trouwe liefde te midden der natuur! Op
het thema van Philippe de Vitri's Franc Gontier, type van den gouden-
eeuwschen eenvoud, had men eindeloos gevarieerd. Iedereen verklaarde te
hongeren naar Franc Gontier's maal op het gras onder 't lommer met dame
Helayne, zijn menu van kaas, boter, room, appelen, uien en bruin brood,
zijn lustig houthakkerswerk, zijn vrijheidszin en onbezorgdheid:
"Mon pain est bon; ne faut que nulz me veste;
L'eaue est saine qu'a boire sui enclin,
Je ne doubte ne tirant ne venin." [414]
Soms viel men wel eens even uit de rol. Dezelfde Eustache Deschamps, die
het leven van Robin en Marion en den lof van den natuurlijken eenvoud en
het werkzaam leven herhaaldelijk bezingt, betreurt het, dat het hof
danst bij de cornemuse, "cet instrument des hommes bestiaulx". [415]
Maar het vereischte de veel dieper gevoeligheid en scherpe skepsis van
Francois Villon, om al de onwaarheid van dien schoonen levensdroom te
zien. Er ligt een onbarmhartige bespotting in de ballade _Les contrediz
Franc Gontier_. Cynisch stelt Villon tegenover de zorgeloosheid van dien
idealen buitenman met zijn maal van uien "qui causent fort alaine" en
zijn liefde onder de rozen, het gemak van den vetten kanunnik, die de
zorgeloosheid en de liefde geniet in een wel behangen kamer met een
haardvuur, goeden wijn en een zacht bed. Het bruine brood en het water
van Franc Gontier? "Tous les oyseaulx d'ici en Babiloine" zouden Villon
geen morgen bij zulk een kost kunnen houden. [416]
Evenals de schoone droom van het ridderideaal moesten ook de andere
vormen, waarin
|