|
raad uitgeput. De rest kon slechts
worden aangevuld, door de vrouw te beschouwen in de verschillende staten
van haar vrouwenleven zelf: als maagd, geliefde, bruid, jonggetrouwde,
zwangere. En zoo is het ook hier weer de klacht om verdwenen of nooit
genoten vreugde en schoonheid, die den toon van het memento mori
schriller doet klinken.
Een beeld ontbrak nog in de verschrikkende verbeelding van het sterven:
dat van het doodsuur zelf. De schrik voor die stonde kon den geest niet
levendiger worden ingeprent dan door te herinneren aan Lazarus: deze had
na zijn herrijzenis, heette het, niet anders gekend dan jammerlijk
afgrijzen voor den dood, dien hij reeds eens geleden had. En als de
rechtvaardige zoo moest vreezen, hoe dan de zondaar? [447] De
voorstelling van den doodsstrijd was de eerste der Vier uitersten,
Quattuor hominum novissima, die het den mensch goed was staag te
overdenken: dood, jongste gericht, hel en hemel. Als zoodanig reikt zij
in het gebied van de hiernamaalsvoorstellingen. Hier komt voorloopig
alleen de voorstelling van het lichamelijke sterven zelf ter sprake.
Nauw verwant met het thema der Vier uitersten is de Ars moriendi, een
schepping der vijftiende eeuw, die evenals de Doodendans door boekdruk
en houtsnede verder werkte dan eenige vrome gedachte tevoren. Zij
behandelt de verzoekingen, vijf in getal, waarmee de duivel den
stervende belaagt: den twijfel aan het geloof, de wanhoop over zijn
zonden, de gehechtheid aan zijn aardsche goederen, vertwijfeling over
zijn eigen lijden, eindelijk den hoogmoed over eigen deugd. Telkens komt
een engel de lagen van Satan afweren met zijn troost. De beschrijving
van den doodsstrijd zelf was oude stof; men herkent er steeds weer
hetzelfde kerkelijke model in. [448]
Chastellain heeft in een uitvoerig gedicht _Le Pas de la Mort_ [449] al
de hier besproken motieven saamgevat. Hij begint met het aangrijpende
verhaal, dat zelfs in de deftige wijdloopigheid, dezen schrijver eigen,
zijn werking niet mist, hoe zijn stervende geliefde hem bij zich riep en
met gebroken stem zeide:
"Mon amy, regardez ma face.
Voyez que fait dolante mort
Et ne l'oubliez desormais;
C'est celle qu'aimiez si fort;
Et ce corps vostre, vil et ort,
Vous perderez pour un jamais;
Ce sera puant entremais
A la terre et a la vermine:
Dure mort, toute beaute fine."
Daarop maakt de dichter een Spiegel des doods. Eerst werkt hij het thema
Waar zijn nu de groo
|