met
haar over allerlei dingen. Het gesprek kwam op gevangenen, en de jonker
maakte een deftig compliment: "Ma demoiselle, il vaudroit mieulx cheoir
a estre vostre prisonnier que a tout plain d'autres, et pense que vostre
prison ne seroit pas si dure comme celle des Angloys."--Si me respondit
qu'elle avoyt veu nagaires cel qu'elle vouldroit bien qu'il feust son
prisonnier. Et lors je luy demanday se elle luy feroit male prison, et
elle ne dit que nennil et qu'elle le tandroit ainsi chier comme son
propre corps, et je lui dis que celui estoit bien eureux d'avoir si
doulce et si noble prison. Que vous dirai-je? Elle avoit assez de
langaige et lui sambloit bien, selon ses parolles, qu'elle savoit assez,
et si avoit l'ueil bien vif et legier." Bij het afscheid vroeg zij hem
wel twee of drie maal, om spoedig weerom te komen, alsof zij hem al lang
gekend had. "Et quant nous fumes partis, monseigneur de pere me dist:
'Que te samble de celle que tu as veue. Dy m'en ton avis'." Maar haar al
te gereede aanmoediging had hem elken lust tot een nadere kennismaking
benomen. "'Mon seigneur, elle me samble belle et bonne, maiz je ne luy
seray ja plus de pres que je suis, si vous plaist". Van de verloving
kwam niets, en de ridder vond natuurlijk reden, daar later geen berouw
van te hebben. [404] Dergelijke stukjes zoo uit het leven opgeteekende
herinnering, die ons doen zien, hoe de zeden zich paarden aan het
ideaal, zijn ongelukkig in de eeuwen, waarvan hier sprake is, nog
uitermate zeldzaam. Had de ridder de la Tour Landry ons maar wat meer
uit zijn eigen leven verteld. Het meeste zijn ook bij hem bespiegelingen
van algemeenen aard. Hij denkt voor zijn dochters in de eerste plaats
aan een goed huwelijk. En het huwelijk had met de liefde weinig te
maken. Hij geeft een breedvoerig "debat" tusschen hemzelf en zijn vrouw
over het geoorloofde der liefde, "le fait d'amer par amours". Hij meent,
dat een meisje in zekere gevallen wel in eere kan beminnen, bij
voorbeeld "en esperance de mariage". De vrouw is daar tegen. Een meisje
moet liever in het geheel niet verliefd worden, ook niet op haar
verloofde. Het houdt haar maar af van de ware vroomheid. "Car j'ay ouy
dire a plusieurs, qui avoient este amoureuses en leur juenesce, que,
quant elles estoient a l'eglise, que la pensee et la merencolie [405]
leur faisoit plus souvent penser a ces estrois pensiers et deliz de
leurs amours que ou (au) service de Dieu, [406] et est l'art d'amours de
telle
|