FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  
doode den daglooner aan: "Laboureur qui en soing et painne Avez vescu tout vostre temps, Morir fault, c'est chose certainne, Reculler n'y vault ne contens (tegenstribbeling). De mort devez estre contens Car de grant soussy vous delivre...." Maar de daglooner beklaagt toch het leven, waarvan hij dikwijls het eind heeft gewenscht. Martial d'Auvergne laat in zijn doodendans der vrouwen het kleine meisje tot haar moeder roepen: bewaar toch goed mijn pop, mijn bikkels en mijn mooie jurk. De aandoenlijke accenten van het kinderleven zijn in de litteratuur der late Middeleeuwen uitermate zeldzaam; er was geen plaats voor in de gewichtige stijfheid van den grooten stijl. Noch de kerkelijke noch de wereldlijke litteratuur kennen eigenlijk het kind. Wanneer Antoine de la Salle in _Le Reconfort_ [457] een edelvrouw wil troosten over het verlies van haar zoontje, weet hij niet anders te geven dan het verhaal van een knaap, die nog wreeder zijn jonge leven verloor, als gijzelaar omgebracht. Als overwinning der smart kan hij haar niet anders bieden dan de leer, om aan niets wat aardsch is te hechten. Maar dan laat hij volgen, wat wij kennen als het volkssprookje van het doodshemdje: het gestorven kindje, dat zijn moeder komt vragen om niet langer te schreien, opdat zijn doodshemdje kan drogen. En het is opeens een veel inniger geluid dan het in duizend tonen gezongen memento mori. Zouden niet volksverhaal en volkslied in die eeuwen allerlei sentimenten hebben bewaard, die de litteratuur nauwelijks kent? De kerkelijke gedachte der late Middeleeuwen kent alleen de twee uitersten: de klacht om de vergankelijkheid, om het einde van macht, eer en genot, om het vergaan van schoonheid, en den jubel om de geredde ziel in haar zaligheid. Alles wat daartusschen ligt, blijft onuitgesproken. In de doorgevoerde verbeelding van den doodendans en het ijselijke rif versteent de levende aandoening. NOTEN: [421] Directorium vitae nobilium, Dionysii Opera, t. XXXVII, p. 550; t. XXXVIII p. 358. [422] Bernardi Morlanensis De contemptu mundi, ed. Th. Wright, The Anglo-latin satirical poets and epigrammatists of the twelfth century (Rerum Britannicarum medii aevi scriptores), London, 1872, 2 vol., II p. 37. [423] Vroeger toegeschreven aan Bernard van Clairvaux, door sommigen voor het werk van Walter Mapes gehouden; vgl. H.L. Daniel, Thesaurus hymnologicus, Lipsiae 1841-1856, IV p. 288. [424] Deschamps,
PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  



Top keywords:

litteratuur

 

kerkelijke

 
moeder
 

daglooner

 

doodshemdje

 
anders
 

kennen

 

contens

 

doodendans

 

Middeleeuwen


aandoening

 

Directorium

 
daartusschen
 

doorgevoerde

 
verbeelding
 
ijselijke
 
onuitgesproken
 

blijft

 

levende

 

versteent


zaligheid

 

vergaan

 
volksverhaal
 

Zouden

 

volkslied

 

eeuwen

 
sentimenten
 

allerlei

 

memento

 

geluid


inniger

 

duizend

 

gezongen

 

hebben

 

bewaard

 

schoonheid

 

vergankelijkheid

 
klacht
 

gedachte

 

nauwelijks


alleen

 

uitersten

 
geredde
 
Bernard
 

toegeschreven

 

Clairvaux

 

sommigen

 
Vroeger
 

London

 

Walter