jzonder wreed en doodelijk waren. [492] Hij ziet het
slachtoffer dus als Christus. De bisschop van Chalons schroomt op zijn
beurt niet, Jan zonder Vrees, die door de wraak om Orleans viel, met het
Lam Gods te vergelijken. [493] Molinet vergelijkt keizer Frederik, die
zijn zoon Maximiliaan zendt, om met Maria van Bourgondie te trouwen, met
God Vader, die den Zoon op aarde zendt, en spaart geen vrome taal tot
uitwerking van het geval. Wanneer later Frederik en Maximiliaan met den
jongen Philips den Schoone te Brussel binnenkomen, laat Molinet de
Brusselaars weenend zeggen: "Veez-ci figure de la Trinite, le Pere, le
Fils et Sainct Esprit." Of wel hij biedt zijn bloemkrans aan Maria van
Bourgondie als waardig beeld van Onze Lieve Vrouw, "behoudens de
maagdelijkheid." [494]
"Niet dat ik de vorsten wil vergoden", zegt deze aartshoveling. [495]
Misschien is het inderdaad meer holheid en phrase dan werkelijk gevoelde
adulatie, maar het bewijst daarom niet minder de depreciatie van de
heilige voorstellingen door hun dagelijksch gebruik. Trouwens wat zal
men den hofpoetaster verwijten, als Gerson zelf aan de vorstelijke
hoorders van zijn preeken speciale beschermengelen toekent van een
hooger hierarchie en ambt dan die van andere menschen? [496]
In de toepassing van godsdienstige termen op het erotische, waarvan hier
boven reeds sprake was, heeft men natuurlijk met heel iets anders te
doen. Hier is een element van werkelijke onvroomheid en spot, dat in het
zooeven behandelde spraakgebruik niet aanwezig was; beide zijn slechts
verwant, in zooverre zij voortspruiten uit de groote gemeenzaamheid met
het heilige. De vertellers der _Cent nouvelles nouvelles_ verlustigen
zich onvermoeid in woordspeling op "saints" en "seins", en het gebruik
van "devotion, confesser, benir" in obscenen zin. De schrijver van _Les
Quinze joyes de mariage_ kiest dien titel in navolging der vreugden van
Maria. [497] Van de voorstelling der liefde als een vrome observantie is
hierboven gesproken. Van ernstiger beteekenis nog is het, wanneer de
verdediger van den _Roman de la rose_ met heilige termen noemt "partes
corporis inhonestas et peccata immunda atque turpia." [498] Hier is wel
degelijk iets van die gevaarlijke toenadering van het godsdienstige en
het erotische voelen, die de Kerk in dezen vorm hevig vreesde. Niets
geeft wellicht die toenadering zoo levendig te zien als de Antwerpsche
Madonna, aan Fouquet toegeschreven, voorheen in het koor der Lieve
|