riep ik uit.
"Dat moet den kapitein gevraagd worden," zei Koenraad.
"Waar is hij te vinden?" vroeg Ned Land.
"Volgt mij," zei ik tot mijn beide makkers.
Wij verlieten den salon; in de bibliotheek was niemand. Ik dacht,
dat de kapitein misschien bij den stuurman was; het beste was dus
hem te wachten, waarom wij alle drie naar den salon teruggingen.
Ik ga de verwenschingen van Ned Land met stilzwijgen voorbij; hij kon
zich naar hartelust opwinden; ik liet hem uitrazen zonder hem in de
rede te vallen. Wij wachtten zoo wat twintig minuten en luisterden
naar elk gerucht, toen de kapitein binnen kwam; hij scheen ons niet
te zien. Zijn gelaat, dat gewoonlijk zoo kalm was, drukte nu eenige
ongerustheid uit. Hij bekeek langzaam het kompas, den manometer,
en wees met den vinger op een punt der wereldkaart, daar waar de
zuidelijke poolzee zich bevond.
Ik wilde hem niet storen; toen hij zich echter na eenige oogenblikken
naar mij toekeerde, vroeg ik hem het tegenovergestelde van mijn vraag
in de Torresstraat.
"Een toeval, kapitein?"
"Neen, mijnheer ditmaal is het een ongeluk."
"Ernstig?"
"Misschien."
"Is er oogenblikkelijk gevaar?"
"Neen."
"Heeft de Nautilus gestooten?"
"Ja."
"En hoe kwam dit?"
"Door een speling der natuur, niet door menschelijke onbekwaamheid. Er
is bij onze vaart geen enkele fout begaan. Doch men kan de wetten van
het evenwicht niet tegengaan, men kan zich wel tegen de menschelijke
wetten, maar niet tegen die van de natuur verzetten."
Het oogenblik was zonderling gekozen om zich aan wijsgeerige
bespiegelingen over te geven; het antwoord verklaarde mij bovendien
niets.
"Mag ik ook weten, kapitein, waardoor dit ongeluk veroorzaakt
wordt?" vroeg ik.
"Een ontzaglijk ijsblok, een heele ijsberg heeft zich
omgekeerd. Wanneer de ijsbergen van onder door het water of door
herhaalde schokken worden ondermijnd, dan rijst hun zwaartepunt en
kunnen zij omkantelen: dit is nu gebeurd. Een van die ijsgevaarten
heeft bij zijn kanteling tegen den Nautilus gestooten, is daarna
langs liet vaartuig heen gegleden, doch heeft, toen het na den val
weer begon te rijzen, het schip met onweerstaanbare kracht naar boven
geduwd; wij zitten nog eenigermate vast en liggen daarom op zijde."
"Kan dan de Nautilus niet loskomen, als de vergaarbakken leeg worden
gepompt?"
"Dat gebeurt op dit oogenblik, mijnheer: gij kunt de pompen hooren
werken, kijk maar eens naar den wijzer van den manometer; d
|