noordelijke doorvaart in den Grooten Oceaan komen?"
"Gij behoeft hem daarvoor niet te tarten," antwoordde Koenraad.
"Welnu," zei de Amerikaan, "dan zullen wij hem voor dien tijd de
hielen laten zien."
"In allen gevalle," voegde Koenraad er bij, "is die kapitein een
baas, en wij behoeven er geen berouw over te gevoelen, hem te hebben
leeren kennen."
"Vooral als wij van hem af zijn," zei Ned Land.
Den volgenden dag, 1 April, toen de Nautilus weer aan de oppervlakte
kwam, zagen wij eenige minuten voor twaalven de westkust. Het was het
Vuurland, waaraan de eerste zeereizigers dien naam gaven, toen zij
tallooze rookkolommen uit de hutten der inlanders zagen opstijgen. Het
is een aaneenschakeling van eilandjes, 53 deg. tot 56 deg. Z.B. en 67 deg. 50' tot
77 deg. 15' W.L. De kust scheen lang te zijn, maar in de verte verhieven
zich hooge bergen; ik geloof zelfs dat ik den Sarmiento zien kon,
die 2070 meter hoog is; deze berg is een hooge piramide van leisteen,
wier top, naarmate deze zichtbaar of met wolken omhuld is, fraai of
leelijk weder aankondigt, zooals Ned Land zei.
"Dat is een flinke barometer, vriend."
"Ja, mijnheer, een natuurlijke barometer, die mij nog nooit bedrogen
heeft, toen ik in de buurt van de straat van Magelhaen voer."
Op dat oogenblik teekende de top zich helder af tegen den blauwen
hemel; dit was een voorteeken van schoon weder. Wij bedrogen ons
niet. Toen de Nautilus weer onder water gedoken was, naderde hij de
kust, waarlangs hij eenige kilometers ver heen voer. Door de ramen van
den salon zag ik een menigte lianen en andere zeeplanten, waartusschen
schelp- en weekdieren in groote menigte nestelden; otters en zeekalven
speelden daartusschen rond en aten een menigte kleine dieren en planten
op, zoodat zij volgens Engelsche mode, visch met groenten gebruikten.
Tegen den avond kwamen wij bij den archipel der Malouinen, wier
scherpe toppen ik den volgenden morgen kon zien. De zee was hier
maar middelmatig diep; ik dacht derhalve, en niet zonder reden,
dat deze eilanden vroeger met het Vuurland als een groot vasteland
verbonden waren. Zij werden waarschijnlijk door den beroemden
John Davis ontdekt, die er den naam van Davis Zuidereilanden aan
gaf. Later noemde Richard Hawkens ze Maagdeneilanden, totdat zij in
't begin der achttiende eeuw door visschers van St. Malo Malouinen,
en eindelijk door de Engelschen Falklandseilanden genoemd werden.
In deze streken werden schoone visschen gevang
|