worden. Bij het ontzettend stampen en
slingeren van den Nautilus, verhief deze zich een oogenblik met de
voorpunt in de lucht, en ik zag er evenals van een bliksemafleider
tal van vonken afspringen.
Dood moede en bijna machteloos, kroop ik langzaam naar het luik; ik
opende het en ging naar den salon. Toen kreeg de storm zijn grootste
kracht; het was onmogelijk op de beenen te blijven staan. Kapitein Nemo
kwam tegen middernacht binnen; ik hoorde dat de vergaarbakken vol water
werden gepompt, en de Nautilus zonk langzaam onder het vlak der zee.
Door de geopende ramen van den salon zag ik groote visschen als
spoken schuw voorbijsnellen; enkele werden onder mijn oogen door
den bliksem getroffen. De Nautilus daalde nog altijd; ik dacht dat
wij op vijftien meter diepte in kalm water zouden zijn, maar neen,
de bovenvlakte was in al te heftige beweging; wij moesten de kalmte
in een diepte van vijftig meter opzoeken. Maar welk een rust, welk
een kalmte heerschte ook daar! Wie zou gezegd hebben, dat op dat
oogenblik een orkaan woedde aan de oppervlakte van den Oceaan?!
HOOFDSTUK XLIV
47 deg. 24' N.B. en 17 deg. 28' O.L.
Door dien storm waren wij oostwaarts geworpen, waardoor de hoop op een
ontvluchting, naar New-York of de St. Laurens, in rook verdween. De
arme Ned was wanhopig en zonderde zich evenals kapitein Nemo af. Koen
en ik verlieten elkander niet meer.
Ik heb gezegd dat de Nautilus oostwaarts was gedreven; het zou
nauwkeuriger geweest zijn, als ik gezegd had noordoostwaarts. Gedurende
eenige dagen dwaalde ons vaartuig, dan op dan onder de golven,
terwijl er op zee een mist hing, die voor de scheepvaart zoo
gevaarlijk is. Deze mist ontstaat door het smelten van het ijs,
waardoor de dampkring zeer vochtig blijft. Hoeveel schepen zijn er
in deze streken niet vergaan, terwijl zij de onzekere lichten aan
de kust opzochten. Welke rampen werden niet door die dikke misten
veroorzaakt! Hoe menig schip stiet op een klip, omdat de bemanning door
het gebulder van den wind de branding niet hoorde! Hoeveel schepen
stieten niet tegen elkander, hoewel zij de lichten ontstoken hadden
en aanhoudend door schel fluiten of klokluiden waarschuwden!
De bodem der zee geleek dan ook veel op een slagveld, waar al
de overwonnenen waren gezonken; sommige schepen reeds oud en met
zeeplanten begroeid, andere nog nieuw, zoodat de lichtstralen van onze
lantaarn op het ijzer- en koperwerk weerkaatsten. Hoeveel schepen
waren daar niet
|