salon gesloten, want de Nautilus kon wel eens tegen een drijvend
ijsblok stooten; ik bracht dien dag dus door met mijn aanteekeningen
in het net te schrijven. Mijn geest was nog vervuld van de wonderen
der Pool; zonder moeite of gevaar hadden wij dit ontoegankelijk punt
bereikt, alsof wij er over een effen spoorbaan waren heengereden. En
nu keerden wij inderdaad terug. Moest ik mij nogmaals op dergelijke
verrassingen voorbereiden? Ik dacht het wel, want het aantal der
onderzeesche wonderen is niet te tellen. Sedert vijf en een halve
maand, dat wij aan boord waren, hadden wij 14000 kilometer afgelegd
en hoeveel zonderlings, wonderbaarlijks of vreeselijks had die
reis reeds niet opgeleverd; de jacht in de bosschen van Crespo, de
stranding in de Torresstraat, het koralen kerkhof, de parelvisscherij
bij Ceylon, de Arabische tunnel, de vulkanische verschijnselen van
Santorino, de schatten in de baai van Vigo, het verdwenen Atlantis,
de Zuidpool! Dien nacht stonden mij al die zaken telkens in mijn
droomen weer voor den geest.
Om drie uur in den morgen werd ik wakker door een hevigen schok. Ik
ging in mijn bed overeind zitten en luisterde, toen ik plotseling
midden in de kamer werd geworpen. De Nautilus had dus gestooten en
hing blijkbaar geheel op zijde. Te midden van de grootste duisternis
tastte ik langs den wand en kroop door de gangen naar den salon,
die verlicht was. De meubels waren omver geworpen. Gelukkig stonden
de glazen kasten met kostbaarheden overeind, omdat zij op den vloer
waren vastgeschroefd. De schilderijen aan stuurboord hingen pal
tegen den wand, die aan bakboord waren er bijna een halven meter van
verwijderd. De Nautilus helde dus naar stuurboordzijde over en lag
geheel onbeweeglijk.
Ik hoorde voetstappen en het geluid van stemmen, doch de kapitein
verscheen niet. Op het oogenblik dat ik den salon, wilde verlaten,
kwamen Ned Land en Koenraad binnen.
"Wat is er gaande?" vroeg ik aanstonds.
"Dat kom ik mijnheer vragen," antwoordde Koenraad.
"Duizend duivels!" bromde de Amerikaan, "ik weet het wel. De Nautilus
is gestrand en nu geloof ik niet, dat de kast zich er uit zal redden,
zooals de eerste keer in de Torresstraat."
"Maar wij zijn ten minste aan de oppervlakte der zee?" vroeg ik.
"Dat weten wij niet," antwoordde Koenraad.
"Dat kunnen wij gemakkelijk zien," en naar den manometer gaande, zag ik
tot mijn groote verbazing, dat wij op een diepte van 360 meter lagen.
"Wat beteekent dat?"
|