en, eenden en ganzen
vielen bij dozijnen op het plat neer; zij werden gemakkelijk gevangen
en in de kombuis gebracht.
Toen de hoogste bergtoppen der Malouinen aan den gezichteinder
verdwenen waren, liet de Nautilus zich tot op een diepte van
twintig meter zinken en volgde nu de Amerikaansche kust. Kapitein
Nemo vertoonde zich in het geheel niet. Wij bleven op de hoogte
van Patagonie tot den 3den April, dan eens op, dan eens onder het
zeevlak. De Nautilus dreef voorbij de groote golf, welke door de
monding van den Rio la Plata gevormd wordt, en was 4 April op de hoogte
der kust van Uraguay, maar bleef er omstreeks vijftig kilometer van
af. Hij voer altijd nog noordwaarts en volgde de lange bochten der
Zuid-Afrikaansche kust. Wij hadden sedert ons vertrek uit de wateren
van Japan ongeveer 64000 kilometer afgelegd.
Tegen elf uur des morgens gingen wij onder den Steenbokskeerkring
door op ongeveer 37 deg. W.L. en stevenden om kaap Frio. Tot groote spijt
van Ned Land scheen de kapitein de bewoonde kuststreek van Brazilie
te willen ontvlieden, want de Nautilus stoof met duizelingwekkende
snelheid vooruit. Geen visch, geen vogel, hoe snel ook, kon ons volgen,
en alle natuurlijke bijzonderheden dezer zeeen ontsnapten aan ons
oog. Deze snelheid werd gedurende verscheidene dagen volgehouden,
en in den avond van 9 April verkenden wij reeds kaap Roque, de
oostelijke punt van Zuid-Amerika. Doch toen week de Nautilus opnieuw
af, en zocht een grootere diepte te bereiken in de vallei tusschen
deze kaap en Sierra Leone in Afrika. Op de hoogten der Antillen
verdeelt deze vallei zich in tweeen en eindigt aan de noordzijde
in een verbazende diepte van 9000 meter. Op deze plaats ligt op de
hoogte der kleine Antillen een klip van zes kilometer lengte, terwijl
er bij de Kaap-Verdische eilanden een andere rotswand van geen mindere
grootte wordt aangetroffen, die aldus het geheele verzonken Atlantis
insluit. Beneden in deze uitgestrekte vallei liggen eenige berghoogten,
welke in de onderzeesche streken schoone gezichten opleveren. Ik
kan daarover spreken na inzage van de geteekende kaarten, die in de
boekerij van den Nautilus te vinden waren, en zeker door kapitein
Nemo zelven volgens persoonlijke waarneming waren opgemaakt.
Gedurende twee dagen voeren wij door dit onbevolkt en diep water. Maar
den 11den April verhief het vaartuig zich plotseling en wij zagen
wederom land in den omtrek van de monding der Amazonenrivier, die zulk
een bree
|