|
onder, die met man en muis met een scheepslading
landverhuizers waren vergaan, omdat zij op die gevaarlijke plaatsen
op riffen en banken hadden gestooten! Want sedert verscheiden jaren
waren er heel wat slachtoffers, gevoegd bij al hetgeen de zee reeds
had verzwolgen; de koninklijke Mail, de Inmann- en Montreallijnen
hadden daartoe tal van booten geleverd; de Solway, de Isis, de
Paramata, de Hungarian, de Canadian, de Anglo-Saxon, de Humboldt, de
United-States, die alle gestooten hadden, de Arctic, de Lyonnais, die
door aanzeiling vergaan, de President, de Pacific, de City-of-Glasgow
die door onbekende oorzaken verdwenen waren; dit waren alle sombere
wrakken, tusschen welke de Nautilus doorvoer, alsof zij tusschen een
rij dooden doorging.
Den 10den Mei waren wij tegenover de zuidelijkste punt van
Newfoundland; de zich daar bevindende zandbank bestaat uit een
opeenstapeling van allerlei aanslibsel van de zee, uit een verzameling
van de organische bestanddeelen, welke of door den Golfstroom van
den evenaar, of door den koudwaterstroom, die langs de Amerikaansche
kust gaat, van de Noordpool worden aangevoerd. Daar stapelden zich ook
die groote zwerfblokken op, door de ijsschollen meegesleept. Daar is
het groote knekelhuis van visschen, weekdieren of zoeophyten, welke
er met millioenen omkomen.
Bij die zandbank is de zee niet diep; eenige honderden vademen op zijn
hoogst. Maar zuidwaarts wordt de diepte plotseling zeer aanzienlijk,
namelijk 3000 meter. Daar verbreedt zich de Golfstroom; hij verliest
zijn snelheid en temperatuur, hij wordt een zee.
Onder de massa visschen, die wij in dichte drommen voorbij de ramen
zagen zwemmen, trokken vooral de kabeljauwen onze aandacht, die zich
bij voorkeur op de zandbanken van Newfoundland ophouden. Men kan dezen
kabeljauw den bergvisch noemen, want Newfoundland is niets anders dan
een onderzeesche berg. Toen de Nautilus door de dichte scholen van
die dieren heenstoof, kon Koenraad de volgende opmerking niet voor
zich houden: "Wat! kabeljauwen! ik dacht dat ze zoo plat waren als
bot of tong?"
"Wat zijt gij onnoozel," zei ik. "De kabeljauw is plat bij den
kruidenier, waar ze opengesneden, platgeslagen en gedroogd als
stokvisch voor de ramen ligt; maar in het water zijn zij rond en
juist geschikt om te zwemmen,"
"Ik wil het wel gelooven, mijnheer," antwoordde Koenraad, "maar wat
een zwerm, 't lijkt wel een mierennest!"
"En er zouden er nog veel meer zijn," merkte ik op, "zo
|