FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   >>  
bestemd om het andere te verslinden. Door de ramen van den bijna stilliggenden Nautilus zagen wij evenwel niet veel anders dan kleine beesten, toen Ned Land mijn aandacht vestigde op een schrikkelijk gewemel tusschen het groote en hooge zeewier. "Welnu," zei ik, "dat zijn de ware grotten voor inktvisschen en het zou mij niet verwonderen, als wij eenige van die monsters zagen." "Hoe?" vroeg Koenraad, "inktvisschen van de klasse der koppootigen?" "Neen," antwoordde ik; "inktvisschen van zeer groote afmeting. Maar vriend Ned heeft zich zeker vergist, want ik zie niets." "Dat spijt mij," hernam Koen; "ik zou van aangezicht tot aangezicht wel eens een van die inktvisschen willen zien, waarover ik zoo dikwijls heb hooren spreken, en die heele schepen naar de diepte kunnen slepen. Die beesten noemt men krakens...." "Kraak jij die noot zelf maar," zei de Amerikaan met een spottend gezicht. "Krakens," ging Koen voort, zonder op de aardigheid van zijn makker te letten. "Men zal mij nimmer doen gelooven," zei Ned Land, "dat zulke dieren bestaan." "Waarom niet?" antwoordde Koen, "wij hebben wel aan den eenhoorn van mijnheer geloof geslagen." "Wij hadden ongelijk, Koen." "Zonder twijfel, maar sommigen gelooven er zonder twijfel nog aan." "Wel waarschijnlijk, Koen, maar ik geloof aan het bestaan van zulke monsters niet, voordat ik ze zelf heb gedood." "Gelooft mijnheer dus niet aan reusachtige inktvisschen?" vroeg Koenraad. "Kom, wie heeft daar ooit aan geloofd, voor den duivel!" riep de Amerikaan. "Zeer veel menschen, vriend Ned." "Geen visschers toch; misschien geleerden." "Neen, Ned, visschers en geleerden beiden." "Maar ik, die tot u spreek," zei Koenraad met het ernstigste gezicht van de wereld, "herinner mij zeer goed dat ik een groot schip door een voelarm van zulk een koppootig weekdier naar beneden heb zien slepen." "Heb jij dat gezien?" vroeg de Amerikaan. "Ja Ned!" "Met je eigen oogen?" "Met mijn eigen oogen." "Kom, loop heen." "Op St. Malo;" antwoordde Koenraad met onverstoorbare kalmte. "In de haven?" vroeg Ned spottend. "Neen, in de kerk," antwoordde Koen. "In de kerk!" riep de Amerikaan uit. "Ja, vriend Ned, het was een schilderij waarop de inktvisch was afgebeeld." "Mooi zoo!" barstte Ned Land het uit van 't lachen, "mijnheer Koen houdt mij geducht voor den gek." "Waarachtig, hij heeft gelijk," zei ik. "Ik heb van dat schilderstuk hooren spreken; m
PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   >>  



Top keywords:
inktvisschen
 

antwoordde

 

Koenraad

 
Amerikaan
 

mijnheer

 

vriend

 

hooren

 

gelooven

 

bestaan

 

twijfel


geloof

 
zonder
 

visschers

 
slepen
 
geleerden
 

gezicht

 

spottend

 

spreken

 

aangezicht

 

beesten


groote

 

monsters

 

menschen

 

Waarachtig

 

misschien

 
geducht
 

waarschijnlijk

 

geloofd

 

reusachtige

 

Gelooft


gedood

 

voordat

 
lachen
 

schilderstuk

 

gelijk

 

duivel

 

spreek

 

beneden

 

gezien

 

schilderij


koppootig
 
weekdier
 

kalmte

 

onverstoorbare

 

waarop

 
ernstigste
 

wereld

 
herinner
 
barstte
 

beiden